[2D] 3.4 Soorten mengsels en scheidingsmethodes

• Natuurkunde / Scheikunde
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 2

NUMO

werk in stilte aan NUMO

Wat gaan we vandaag doen?

Opstarten	05 min
Nakijken paragraaf 3.3	10 min
Startopdracht Moleculen	10 min
Moleculen bouwen	15 min
Uitleg paragraaf 3.4	10 min
Maken paragraaf 3.4	20 min
Lesafsluiting	05 min

Planning TM2D

Do 8-2:                             Paragraaf 3.4 

Ma 12-2:                          Paragraaf 3.5

Do 15-2:                          Practicum   

Vakantie:                        VAKANTIE!

Ma 26-2:                         Les omrekenen

Do 29-2:                         Practicum voorbereiding/HH-les

Ma 4-3                            SO + Practicum H3

Soorten mengsels en scheidingsmethodes

Wat gaan we vandaag leren?

-wat is het verschil tussen moleculen en atomen?

-wat zijn mengsels?

-hoe kunnen we mengsels scheiden?

Woordweb

Overleg met je groep over de begrippen Atomen, Moleculen en Elektronen. 

Schrijf deze 3 begrippen in het midden

Schrijf er omheen alles wat je te binnen schiet

Moleculen en atomen

Een molecuul bestaat uit atomen!

Molecuul = 

                 Bestaat uit ... atomen

en ... atomen

Moleculen en atomen

Bouw van een atoom

Bouw de volgende moleculen met de bouwdoos

Klaar?

Bedenk zelf een aantal moleculen die je kan bouwen. Gebruik desnoods de BiNaS 

Atomen en moleculen

atomen en moleculen

Wat weet je al van mengsels?

Zuivere stoffen en mengsels

Zuivere stoffen bestaan uit één soort molecuul.

Mengsels bestaan uit meerdere soorten moleculen.

Een stof kan vast, vloeibaar of gas zijn.

een mengsel kan een 
oplossing, suspensie
of emulsie zijn.

Soorten mengsels

- oplossing

- suspensie

Oplossing

-ALTIJD helder = je kunt er doorheen kijken. LET OP: kan wel een kleur hebben!

-oplosmiddel = vloeistof waarin je de  stof oplost

-alle moleculen zitten door elkaar heen.

                                    (s) + (l)                                               (l) + (l)

Suspensie

Troebel, je kan er NIET doorheen kijken

klontjes moleculen zweven door een vloeistof van moleculen heen.

 (s) + (l)

Bezinken: vaste deeltjes zakken naar de bodem

Emulsie

troebel

TWEELAGENSYSTEEM

                               (l) + (l)

Om een tweelagensysteem te voorkomen: emulgator toevoegen!

Oplossing - Suspensie?

Oplossing/Suspensie?

Suspensie

Oplossing/suspensie?

Oplossing

Troebel: mengsel van een vaste stof in een vloeistof => Suspensie.

Een helder mengsel van een stof in een vloeistof => Oplossing.

Andere troebele mengsels

Rook (smog) = vaste stof in een gas

Schuim = gas in een vloeistof

Nevel = vloeistof in gas

Welk mengsel?

1. oplossing
2. suspensie
3. emulsie

Welk mengsel?

1. oplossing
2. suspensie

Een suspensie is .....

1. Helder
2. Troebel

Een oplossing is ....

1. Helder
2. Troebel

spa rood is een .....

1. suspensie
2. emulsie
3. oplossing
4. nevel

Even oefenen

• Wat? Maak paragraaf 3.4 behalve de steropdrachten
• Tijd? 20 minuten
• Klaar? Maak ook de steropdrachten

Een blijvende emulsie is een mengsel van..

1. Water en zout
2. water, olie en emulgator
3. Olie en bezine
4. water en olie

Wat voor soort mengsel is dit?

1. Oplossing
2. Zuivere stof
3. Suspensie
4. Emulsie

De benzine en het water zijn slecht te mengen, ze gaan steeds weer uit elkaar. Dit noem je een tweelagensysteem. Waardoor Ontstaat een tweelagensysteem?

1. Door een verschil in deeltjesgrootte
2. Doordat de vaste deeltjes zinken
3. Door een verschil in dichtheid
4. Geen idee

Benzine en water zijn dus slecht te mengen, ze gaan steeds weer uit elkaar. Je moet een stof toevoegen om dit mengsel egaal te houden, hoe heet zo'n stof?

1. Katalysator
2. Emulgator
3. Centrifigator
4. Extractie middel

Noem een voorbeeld van een mengsel van een gas in een vloeistof.

1. Nevel
2. Rook
3. Schuim
4. Schuimrubber

hoe, denk je, kunnen we een mengsel weer scheiden?

filtreren

Gebruiken om een suspensie

te scheiden.

Maakt gebruik van de grootte

van de klontjes moleculen.

voorbeeld: koffie zetten.

indampen

Gebruiken om een oplossing te scheiden

Maak gebruik van het verschil in kookpunt.

voorbeeld: kalkaanslag in de waterkoker.

huiswerk

maak opdracht:

55, 56, 58, 60, 61, 62, 64, 65, 69