H6 Betalen en teruggeven

• Rekenen
• Praktijkonderwijs
• Leerjaar 1

Hoofdstuk 6: betalen en teruggeven

Ik koop een pen voor € 3,90
ik geef € 5,-
Ik krijg terug€ ............... terug

Ik koop een schrift voor € 4,50
ik geef € 5,-
Ik krijg terug€ ............... terug

Ik koop een gum voor € 1,20
ik geef € 5,-
Ik krijg terug€ ............... terug

Ik koop een pennen voor € 0,95
ik geef € 5,-
Ik krijg terug€ ............... terug

Ik koop een potlood voor € 0,50
ik geef € 5,-
Ik krijg terug€ ............... terug

Ik koop een cd voor € 3,20
ik geef € 5,-
Ik krijg terug€ ............... terug

Ik koop badslippers voor € 7,35
ik geef € 10,-
Ik krijg terug€ ............... terug

Ik koop een pen voor € 3,90
ik geef € 5,-
Ik krijg terug€ ............... terug

Ik koop een etui voor € 5,95
ik geef € 10,-
Ik krijg terug€ ............... terug

Je moet € 4,10 betalen.
Je geeft de kassamedewerker € 5,-.
De kassamedewerker vraagt er € 0,10 bij.
Hoeveel geld krijg je terug?

1. € 0,10
2. € 1,10
3. € 0,90
4. € 1,-

Je moet € 5,60 betalen.
Je geeft de kassamedewerker € 20,60.
Hoeveel geld krijg je terug?

1. € 14,40
2. € 15,40
3. € 15,-
4. € 5,-

Je moet € 42,25 betalen.
Je geeft € 50,-
Hoeveel geld krijg je terug?

1. € 17,75
2. € 8,75
3. € 18,75
4. € 7,75

Je moet € 42,25 betalen.
Je geeft € 50,25.
Hoeveel geld krijg je terug?

1. € 7,75
2. € 8,-
3. € 8,75
4. € 7,-

Je moet € 65,30 betalen.
Je geeft € 80,-
Hoeveel geld krijg je terug?

1. € 15,70
2. € 14,30
3. € 14,70
4. € 25,70-

Je moet € 65,30 betalen.
Je geeft € 80,30.
Hoeveel geld krijg je terug?

1. € 15,-
2. € 15,30
3. € 14,70
4. € 25,-

Je hebt € 20,00 in je portemonnee.
Je moet € 15,30 betalen.
Hoeveel wisselgeld krijg je terug?

Je moet € 7,95 betalen.
Je geeft de caissière € 20,-. De cassière vraagt of je er € 0,95 bij hebt.

1. € 12,-
2. € 12,05
3. € 13,05
4. € 13,-

Je moet € 45,85 betalen.
Je geeft € 46,35.

1. € 0,60
2. € 0,35
3. € 0,50
4. € 0,15

Je moet € 4,55 betalen.
Je geeft € 20,55.

1. € 15,-
2. € 15,45
3. € 16,-
4. € 16,10

Je moet € 18,20 betalen.
Je geeft € 20,50.

1. € 2,30
2. € 1,80
3. € 2,-
4. € 1,30

Je moet € 2,45 betalen. Je hebt:
vier muntjes van 50 cent en vier muntjes van 5 cent.
Heb je genoeg?

1. ja
2. nee

Je moet € 6,40 afrekenen. Je geeft een briefje
van € 5,00 en een muntstuk van € 2,00.
De caissière geeft je 40 cent terug. Klopt dat?

1. ja
2. nee

Je moet € 16,- betalen. Je geeft een briefje van € 20.
Je wilt graag een briefje wisselgeld terug.

Wat geef je erbij en wat krijg je dan terug?

1. Je geeft nog een muntstuk van € 2, en krijgt € 6,00 terug
2. Je geeft nog een muntstuk van € 1 en krijgt € 5,00 terug.
3. Je geeft nog een briefje van € 5 en krijgt € 10,00 terug.
4. Je krijgt al een briefje terug.

Hoe ging de les?

😒🙁😐🙂😃

https: