H4 Water 2020

Water
H4 Water
1 / 42
next
Slide 1: Slide
ScheikundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 42 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Water
H4 Water

Slide 1 - Slide

Leerdoelen
  • Je kunt tekenen hoe een waterdeeltje is opgebouwd.
  • Je kunt de 2 functies van water in levende wezens noemen.
  • Je kunt de 3 fasen van water noemen en uitleggen wat er bij elke fase anders is aan de bewegingen van de moleculen.
  • Je kunt uitleggen hoe de 6 faseovergangen heten en uitleggen hoe de ene fase in de andere overgaat.

Slide 2 - Slide

vervolg leerdoelen
  • Je kunt uitleggen hoe de waterkringloop werkt.
  • Je kunt voorbeelden noemen hoe opgeloste stoffen in het water de organismen die erin leven beinvloeden.
  • Je kunt uitleggen waarom het zeewater veel zouter is dan het water van de meeste rivieren en meren.
  • .

Slide 3 - Slide

vervolg leerdoelen deel 2 les
  • Je kunt uitleggen waardoor sommige dingen op water blijven drijven, andere dingen erin zinken of blijven zweven
  • Je kunt de dichtheid van stoffen en voorwerpen berekenen.
  • Je kunt ook de massa of het volume berekenen als de dichtheid bekend is.

Hier gaan we morgen experimenten mee uitvoeren !

Slide 4 - Slide

Water = H2O
Molecuul

Slide 5 - Slide

Voorbeeld molecuul en atomen
Water (                 ) bestaat uit watermoleculen.

Watermoleculen bestaan uit twee soorten atomen, waterstof (H) en zuurstof (O).

Een watermolecuul bestaat uit 2 waterstofatomen en 1 zuurstofatoom
H2O

Slide 6 - Slide

Cohesie en adhesie
Cohesie 
Is de aantrekking tussen moleculen van dezelfde soort

Er ontstaat een bol oppervlakte. Bijvoorbeeld de aantrekking tussen watermoleculen, er vormt zich een druppel

    Slide 7 - Slide

    Cohesie en adhesie
    Adheseie 
    Is de aantrekking tussen moleculen van verschillende soorten.

    Er ontstaat een hol oppervlakte.

    Slide 8 - Slide

    Slide 9 - Slide

    Hoe komt het dat sommige insecten op water kunnen lopen?
    Water heeft een grote oppervlaktespanning, doordat moleculen elkaar stevig vasthouden. 

    Slide 10 - Slide

    Fasen van water
    • Vast: IJs, sneeuw, hagel
    • Vloeibaar: water, regen, mist
    • gasvormig: waterdamp (onzichtbaar!!)

    Slide 11 - Slide

    Fase-overgangen

    Slide 12 - Slide

    vaste stof
    Heeft een eigen volume.
    Heeft een eigen vorm.

    De deeltjes liggen steeds op dezelfde plaats,
    bewegen een heel klein beetje.
    Ze trekken elkaar sterk aan.
    Er is weinig ruimte tussen de deeltjes.

    Slide 13 - Slide

    vloeistof
    Heeft een eigen volume.
    Heeft geen eigen vorm.

    De deeltjes bewegen door elkaar heen, trekken elkaar een beetje aan.

    Er is een beetje ruimte tussen de deeltjes.

    Slide 14 - Slide

    gas
    Heeft geen eigen volume.
    Heeft geen eigen vorm.

    De deeltjes bewegen op hoge snelheid door elkaar. Ze trekken elkaar niet aan.
    Er is heel veel ruimte tussen de deeltjes

    Slide 15 - Slide

    ALLE moleculen van elke stof bewegen altijd een heel klein beetje
    • Maak je een stof kouder dan gaan de moleculen minder bewegen en wordt de ruimte tussen de moleculen kleiner.
    • Totdat de moleculen op een vaste plek zitten en dan heb je een vaste stof 
    • Maak je de stof weer warmer dan wordt de ruimte tussen de moleculen groter en wordt de stof vloeibaar
    • Verwarm je nog meer dan gaan ze steeds meer bewegen en worden de ruimtes groter en wordt de stof gasvormig

    Slide 16 - Slide


    Welke faseovergang zie je in het plaatje?
    A
    Verdampen
    B
    Condenseren
    C
    Sublimeren
    D
    Koken

    Slide 17 - Quiz

    hoe heet deze faseovergang?
    vast --> vloeibaar
    A
    rijpen
    B
    smelten
    C
    stollen
    D
    verdampen

    Slide 18 - Quiz

    Door welke faseovergang is dit ijs ontstaan?
    A
    rijpen
    B
    bevriezen
    C
    smelten
    D
    condenseren

    Slide 19 - Quiz

    Van vloeibaar naar gasvormig heet?
    A
    condenseren
    B
    smelten
    C
    stollen
    D
    verdampen

    Slide 20 - Quiz

    Slide 21 - Slide

    Indampen

    Slide 22 - Slide

    indampen

    Slide 23 - Slide

    Destilleren

    Slide 24 - Slide

    Water komt op aarde in verschillende fasen voor. Hoeveel fasen zijn dit?
    A
    1
    B
    2
    C
    3
    D
    4

    Slide 25 - Quiz

    Hiernaast staan twee fasen van een stof weergegeven.

    Welke fasen worden weergegeven?
    A
    vast en vloeibaar
    B
    vloeibaar en gas
    C
    vast en gas

    Slide 26 - Quiz

    Uit hoeveel atomen bestaat een watermolecuul ?
    A
    1
    B
    2
    C
    3
    D
    4

    Slide 27 - Quiz

    Een oplossing van een vloeistof in een vloeistof scheid je met
    A
    indampen.
    B
    destilleren.

    Slide 28 - Quiz

    Een watermolecuul uit de bodem wordt gebruikt bij de fotosynthese in het blad. Hoe vaak is dit molecuul minimaal door een celmembraan heen gegaan?
    A
    Minimaal 1 keer
    B
    Minimaal 2 keer
    C
    Minimaal 3 keer
    D
    Minimaal 4 keer

    Slide 29 - Quiz

    Een watermolecuul heeft alle eigenschappen van water, maak je een watermolecuul kapot, dan...
    A
    Blijft het toch water
    B
    Is alleen de kleur veranderd
    C
    Is het geen water meer

    Slide 30 - Quiz

    Welke 2 stoffen zullen dezelfde dichtheid hebben?
    A
    een cm3 uit zeewater en kraanwater
    B
    een cm3 uit een peer en een appel.
    C
    een cm3 uit zand en een stuk glas
    D
    een cm3 uit de rugleuning en zitting van je stoel.

    Slide 31 - Quiz

    De dichtheid van ijs is .... dan de dichtheid van water





















































































































    De dichtheid van ijs is ....... dan de dichtheid van water.
    A
    Groter
    B
    Kleiner
    C
    Gelijk

    Slide 32 - Quiz

    Zout water heeft ...
    A
    een hogere dichtheid dan zoet water
    B
    een lagere dichtheid dan zoet water
    C
    dezelfde dichtheid als zoet water

    Slide 33 - Quiz

    De dichtheid van de badeend is ...... dan/als de dichtheid van water
    A
    Groter
    B
    Kleiner
    C
    Gelijk
    D
    Geen idee

    Slide 34 - Quiz

    Een blokje met een grotere dichtheid dan water gaat ......... in water.
    A
    drijven
    B
    zweven
    C
    zinken

    Slide 35 - Quiz

    De dichtheid van water van 4 graden Celsius is groter dan de dichtheid van water van 14 graden Celsius
    A
    juist
    B
    onjuist

    Slide 36 - Quiz

    Indampen is een scheidingsmethode.
    A
    Niet waar
    B
    Waar

    Slide 37 - Quiz

    Hoe haal je suiker uit suikerwater?
    A
    indampen
    B
    extraheren
    C
    filtreren

    Slide 38 - Quiz

    Welk soort mengsel kun je indampen?
    A
    Oplossing
    B
    Suspensie
    C
    Emulsie
    D
    Mengsel van vaste stoffen

    Slide 39 - Quiz

    Evaluatie Leerdoelen
    • Je kunt tekenen hoe een waterdeeltje is opgebouwd.
    • Je kunt de 2 functies van water in levende wezens noemen.
    • Je kunt de 3 fasen van water noemen en uitleggen wat er bij elke fase anders is aan de bewegingen van de moleculen.
    • Je kunt uitleggen hoe de 6 faseovergangen heten en uitleggen hoe de ene fase in de andere overgaat.

    Slide 40 - Slide

    evaluatie vervolg leerdoelen
    • Je kunt uitleggen hoe de waterkringloop werkt.
    • Je kunt voorbeelden noemen hoe opgeloste stoffen in het water de organismen die erin leven beinvloeden.
    • Je kunt uitleggen waarom het zeewater veel zouter is dan het water van de meeste rivieren en meren.

    Slide 41 - Slide

    Welke fase-overgangen ken je?

    Slide 42 - Mind map