11.3 zwangerschap

11.3 zwangerschap
1 / 42
next
Slide 1: Slide
Mens & NatuurMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

This lesson contains 42 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 40 min

Items in this lesson

11.3 zwangerschap

Slide 1 - Slide

11.3 zwangerschap
Deze paragraaf verdelen we in 2 lessen:
les 1 ontwikkeling van de baby
les 2 bevalling & tweelingen 

Slide 2 - Slide

leerdoelen
aan het einde van de week weten jullie:
- de veranderingen die het kind meemaakt in de baarmoeder, en de veranderingen die de moeder meemaakt tijdens de zwangerschap.
- Hoe een bevalling gaat, en hierbij de verschillende fases benoemen en uitleggen 
- wat het verschil tussen een eeneiige en twee-eiige tweeling is

Slide 3 - Slide

zwangerschap
tijdens de zwangerschap verandert er bij zowel moeder als baby heel veel gedurende de 9 maanden. 


Slide 4 - Slide

ontwikkeling baby
in de eerste 12 weken van de zwangerschap noemen we de baby een embryo.
In deze 12 weken ontwikkelen de organen van de baby.
Na de 12 weken noem je het kindje een foetus. Na week 12 groeit het kindje alleen nog maar. 
in de eerste 12 weken vinden de meeste miskramen plaats.

Slide 5 - Slide

ontwikkeling baby 

Slide 6 - Slide

veranderingen vrouw
Eerste 12 weken lichamelijk niets te zien. Wel:
- moe 
- misselijk
- cravings 
Na 20 weken wordt de buik dikker en voel je de foetus bewegen
Door groei kindje worden de organen van de vrouw tegen elkaar gedrukt. Hierdoor vaker plassen. 
melkklieren in borsten worden actief en gaan groeien. Hierdoor worden de borsten groter.

Slide 7 - Slide

veranderingen vrouw 

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Video

leven in de baarmoeder??
Hoe kan zo'n foetus dan leven in de baarmoeder??
De foetus drijft in het vruchtwater dit beschermt de baby tegen stootjes en tempratuurwisselingen. 
Om het vruchtwater zitten het vruchtvlies. 
Op de plek waar de eicel zich heeft ingenesteld zit de placenta/moederkoek. 

Slide 10 - Slide

Leven in de baarmoeder??
De foetus is via de navelstreng verbonden met de placenta. 
In de placenta liggen bloedvaten van de moeder en de foetus. Via deze bloedvaten worden stoffen van moeder naar foetus doorgegeven. 

Slide 11 - Slide

De navelstreng 
Er liggen 3 bloedvaten in de navelstreng:
1x navelstrengader: Via de navelstrengader gaan stoffen van de moeder naar de foetus. Denk aan zuurstof en voedingsstoffen. 

2x navelstrengslagader: Via de navelstrengslagaders gaan afval stoffen als CO2 van de foetus naar de moeder. 

Slide 12 - Slide

in een plaatje:

Slide 13 - Slide

navelstreng in een plaatje

Slide 14 - Slide

gevaarlijke stoffen
De placenta filtert giftige stoffen uit het bloed, en voorkomt dat de stoffen bij de foetus komen. Maar de placenta kan niet alle stoffen tegenhouden. Denk hierbij aan:
- nicotine 
-alcohol
drugs
Dit kan heel schadelijk zijn voor een foetus.

Slide 15 - Slide

miskraam
je spreekt van een miskraam als de baby komt te overlijden in de baarmoeder. 
De kans op een miskraam is tot week 12 het grootst en neemt daarna af. 

Een miskraam lijkt op de menstruatie. 

Slide 16 - Slide

Dit orgaan beschermt de foetus tegen stootjes en tempratuur wisselingen
A
placenta
B
vruchtwater
C
navelstreng
D
moederkoek

Slide 17 - Quiz

in de navelstreng zitten twee?
A
Navelstrengaders
B
navelstrengslagaders

Slide 18 - Quiz

dit is de zak die om de foetus en het vruchtwater zit

Slide 19 - Open question

Wat is de functie van de navelstrengader?

Slide 20 - Open question

De bevalling

Slide 21 - Slide

Hoe gaat de bevalling
vanaf 6 weken voor de bevalling kan een vrouw last krijgen van een wee. 
Bij een wee trekken de spieren van de baarmoeder samen. Hierdoor komt de baby met het hoofdje naar de baarmoedermond te liggen. Dit noemen wij indaling. Dit kan van week 30 tot 38 gebeuren.
De buik van de moeder zit dan ook lager. 

Slide 22 - Slide

Indaling

Slide 23 - Slide

De bevalling
De bevalling gaat in 3 fases:
- ontsluiting
- uitdrijving 
- nageboorte 

Slide 24 - Slide

ontsluiting
Dit is de eerste fase van de bevalling. De ontsluiting start als de weeën met regelmatige pauzes komen. 
door de weeën gaat de baarmoedermond open. dit noemen wij de ontsluiting
hierdoor breken de vruchtvliezen en loopt het vruchtwater de vagina uit. 

Slide 25 - Slide

uitdrijving
De uitdrijving gebeurt als de baarmoedermond ver genoeg open is. Sterke persweeën duwen de baby naar buiten.

De baby is geboren. 

Slide 26 - Slide

nageboorte
na de geboorte van de baby, begint de nageboorte. Een wee duwt de placenta met vruchtvliezen en de resten van de navelstreng naar buiten. 

Slide 27 - Slide

Slide 28 - Slide

De geboorte
Als de baby is geboren begint hij meteen met ademen. Hierdoor maakt de verpleegkundige de mond van de baby snel schoon. 
De navelstreng wordt met twee klemmen vastgezet en doorgeknipt. 
De resten van de navelstreng vallen er na een paar dagen af. Het litteken dat overblijft wordt de navel. 

Slide 29 - Slide

Tweelingen

Slide 30 - Slide

Wat is een tweeling?
Soms groeien er twee baby's in de baarmoeder: een tweeling. 
Er zijn twee soorten tweelingen:
- eeneiige tweelingen
twee-eiige tweelingen

Slide 31 - Slide

eeneiige tweelingen
1 zaadcel bevrucht 1 eicel. Hier ontstaat normaal gesproken 1 baby uit. 
Maar tijdens het delen van de cellen voor de innesteling breekt het klompje cellen door midden. Nu zijn er twee klompjes cellen die zich innestelen. Hier ontstaan twee baby's uit. 
Eeneiige tweelingen lijken altijd op elkaar en zijn altijd van hetzelfde geslacht.  

Slide 32 - Slide

Slide 33 - Slide

twee-eiige tweeling
Bij een twee-eiige tweeling komen er bij de ovulatie 2 eicellen vrij. 
Beide eicellen worde bevrucht en nestelen zich in. Er ontstaan dus 2 baby's. 
Twee-eiige tweelingen lijken niet op elkaar en kunnen van een ander geslacht zijn. 

Slide 34 - Slide

Slide 35 - Slide

In welke fase van de bevalling wordt de baarmoedermond wijder door de weeën
A
Nageboorte
B
Uitdrijving
C
ontsluiting

Slide 36 - Quiz

Wat gebeurd er in de uitdrijving?
Leg zo uitgebreid mogelijk uit.

Slide 37 - Open question

Wat gebeurd er bij de nageboorte?
Leg zo uitgebreid mogelijk uit.

Slide 38 - Open question

Wat is een wee?

Slide 39 - Open question

Wat is de functie van de indaling?

Slide 40 - Open question

Wat is een eeneiige tweeling?

Slide 41 - Open question

Wat is een twee-eiige tweeling?

Slide 42 - Open question