T3 - PB - naamvallen les 1 - 1e en 4e

1e, 3e en 4e naamval
Stunde 1 - Die Fälle
Der - Gruppe 
T3 - Deutsch
07-03-2025
1 / 39
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

This lesson contains 39 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

1e, 3e en 4e naamval
Stunde 1 - Die Fälle
Der - Gruppe 
T3 - Deutsch
07-03-2025

Slide 1 - Slide

Leerdoelen
Aan het eind van de les kun je het verschil tussen de 1e en 3e en 4e naamval in het Duits uitleggen in de Der-Gruppe.

Slide 2 - Slide

Wat zijn naamvallen?
Naamvallen geven de functie van een woord in een zin aan. In het Duits zijn er vier naamvallen.

1e naamval = het onderwerp
2e naamval = bezit (leren wij niet)
3e naamval = meewerkend voorwerp
4e naamval = lijdend voorwerp

Slide 3 - Slide

De naamvallen
De 1e naamval wordt gebruikt voor het onderwerp van de zin.
Onderwerp: Wie of wat doet er iets? 

De 3e naamval wordt gebruikt voor het meewerkend voorwerp van de zin.
Meewerkend voorwerp: aan/voor wie / wat + gezegde + onderwerp + lijdend voorwerp?

De 4e naamval wordt gebruikt voor het lijdend voorwerp van de zin.
Lijdend voorwerp: Wie of wat + onderwerp

Voorbeeldzin: De man geeft de vrouw een bos bloemen



Slide 4 - Slide

1e naamval

4e naamval
3e naamval
meewerkend voorwerp
onderwerp
lijdend voorwerp
Vraag: 
wie / wat + gezegde?
Vraag: 
wie / wat + gezegde + onderwerp?
Vraag: aan/voor
wie / wat + gezegde + onderwerp + lijdend voorwerp?

Slide 5 - Drag question

bakt
Onderwerp
lijdend voorwerp
meewerkend voorwerp
Jan
een cake
voor Nina

Slide 6 - Drag question

hebben
onderwerp
lijdend voorwerp
De buren van nummer 6
24 katten.

Slide 7 - Drag question

stuurt
Onderwerp
lijdend voorwerp
meewerkend voorwerp
Mijn oma
mij
een kaart

Slide 8 - Drag question

leent
uit aan
Onderwerp
lijdend voorwerp
meewerkend voorwerp
Zijn fiets
hij
zijn vriendin

Slide 9 - Drag question

geeft
Onderwerp
lijdend voorwerp
meewerkend voorwerp
De leraar
de leerlingen
huiswerk

Slide 10 - Drag question

Zo gaat het ook in het Duits
Kijk of het je nu ook lukt

Slide 11 - Slide

gibt
Onderwerp
lijdend voorwerp
meewerkend voorwerp
Der Lehrer
den Schülern
Hausaufgaben

Slide 12 - Drag question

schickt
Onderwerp
lijdend voorwerp
meewerkend voorwerp
Meine Oma
mir
eine Karte

Slide 13 - Drag question

leiht
aus
Onderwerp
lijdend voorwerp
meewerkend voorwerp
Sein Fahrrad
er
seiner Freundin

Slide 14 - Drag question

Ik weet hoe ik een zin moet ontleden.
😒🙁😐🙂😃

Slide 15 - Poll

Der Gruppe
  • de 'de/het-Groep'  


mannelijk
vrouwelijk
onzijdig
meervoud
1e naamval
onderwerp
der
die
das
die
3e naamval
meewerkend voorwerp
dem
der
dem
den
4e naamval
lijdend voorwerp
den
die
das
die

Slide 16 - Slide

onderwerp
manne-
lijk
vrouwe-
lijk
onzijdig
meer-
voud
den
die
das
die

Slide 17 - Drag question

lijdend voorwerp
manne-
lijk
vrouwe-
lijk
onzijdig
meer-
voud
den
die
das
die

Slide 18 - Drag question

meewerkend voorwerp
manne-
lijk
vrouwe-
lijk
onzijdig
meer-
voud
dem
der
dem
den

Slide 19 - Drag question

D... Junge spielt Fortnite.
A
der
B
die
C
das
D
appel

Slide 20 - Quiz

D... Mutter findet das nicht so toll.
A
der
B
die
C
das
D
framboos

Slide 21 - Quiz

D... kleine Schwester schaut mit.
A
der
B
das
C
die
D
koekje

Slide 22 - Quiz

D... Mädchen kauft V-Bucks
A
der
B
das
C
die
D
peer

Slide 23 - Quiz

Ich habe k... Hunger (m).
A
kein
B
keine
C
keinen
D
keines

Slide 24 - Quiz



Hast du d... Minecraftbuch gelesen?
A
der
B
den
C
das
D
die

Slide 25 - Quiz

Hast du d... Computer (m) ausgeschaltet?

Slide 26 - Open question

Die Gruppe
  • de 'een-Groep'  


mannelijk
vrouwelijk
onzijdig
meervoud
1e naamval
onderwerp
ein
eine
ein
keine
3e naamval
meewerkend voorwerp
einem
einer
einem
keinen
4e naamval
lijdend voorwerp
einen
eine
ein
keine

Slide 27 - Slide

onderwerp
manne-
lijk
vrouwe-
lijk
onzijdig
meer-
voud
einen
eine
ein
eine

Slide 28 - Drag question

lijdend voorwerp
manne-
lijk
vrouwe-
lijk
onzijdig
meer-
voud
einen
eine
ein
keine

Slide 29 - Drag question

meewerkend voorwerp
manne-
lijk
vrouwe-
lijk
onzijdig
meer-
voud
einem
einer
einem
keinen

Slide 30 - Drag question

Nein, ich habe k... Buch gelesen.
A
keine
B
keinen
C
kein
D
keines

Slide 31 - Quiz

Fabiënne hat ein... Kuchen (m) gebacken.

Slide 32 - Open question

Mein Bruder hat k.... Socken mehr.

Slide 33 - Open question

Fritz kauft ein Buch.

Wat is Fritz?
A
Fritz is het onderwerp
B
Fritz is het lijdend voorwerp
C
Fritz is het meewerkend voorwerp
D
Fritz is weg

Slide 34 - Quiz

Ich gebe dem Hund einen Ball.

Wat is onderwerp (1e) ?
A
Ich
B
einen Ball
C
dem Hund
D
gebe

Slide 35 - Quiz

Ich gebe dem Hund einen Ball.

Wat is lijden voorwerp (4e) ?
A
Ich
B
einen Ball
C
dem Hund
D
gebe

Slide 36 - Quiz

Ich gebe dem Hund einen Ball.

Wat is meewerkend voorwerp (3e) ?
A
Ich
B
einen Ball
C
dem Hund
D
gebe

Slide 37 - Quiz

Ik weet hoe ik een zin moet ontleden.
😒🙁😐🙂😃

Slide 38 - Poll

D______ Bruder wohnt in Andelst.
A
Der
B
Den
C
Die
D
Das

Slide 39 - Quiz