1.5 Transport door membranen

Transport door membranen
Basisstof 5:
Transport van moleculen door membranen
1 / 20
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 20 slides, with interactive quiz and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Transport door membranen
Basisstof 5:
Transport van moleculen door membranen

Slide 1 - Slide

Lesplanning
  • Terugblik basisstof 4
  • Zelfstandig aan de slag met opdrachten bs 4

  • Uitleg bs 5
  • Afsluiting

Slide 2 - Slide

Aan de slag!
Wat?
Basisstof 4: opdr. 34, 37, 38, 39, 40, 41, 42
Hoe?
maak een tabel/ tekening/ pwp waarin je twee begrippen uitlegt en met elkaar vergelijkt
Hulp nodig?
check je boek
Tijd:
15 min
Uitkomst:
2 slides waarmee je de rest van de klas uitleg kan geven
Klaar?
Lees en maak Thema 4 BS1
timer
15:00
Aan de slag!

Slide 3 - Slide

Aan de slag!
Wat?
Basisstof 4: opdr. 34, 37, 38, 39, 40, 41, 42
Hoe?
maak een tabel/ tekening/ pwp waarin je twee begrippen uitlegt en met elkaar vergelijkt
Hulp nodig?
check je boek
Tijd:
15 min
Uitkomst:
2 slides waarmee je de rest van de klas uitleg kan geven
Klaar?
Lees en maak Thema 4 BS1
timer
15:00
Aan de slag!

Slide 4 - Slide

Leerdoelen
Na deze les kun je...
  • de concentratie van een oplossing berekenen.
  • uitleggen wat diffusie en osmose is en toelichten welke rol osmose speelt bij de stevigheid van planten.
  • beschrijven hoe transport van stoffen via (cel) membranen plaatsvindt. 


Slide 5 - Slide

celmembraan BINAS 79D

Slide 6 - Slide

Transport door membranen
Membranen zijn semi-permeabel
  • semi-permeabel = half doorlatend voor moleculen.

  • Membranen zijn opgebouwd uit fosfolipiden, waardoor vetachtige moleculen ("stereoïden") zich gemakkelijk door de membraan kunnen bewegen.

  • Kleine moleculen zoals gassen kunnen altijd door de membraan bewegen. Deze moleculen bewegen dan altijd van hoge naar lage concentratie. 

Slide 7 - Slide

Transport door membranen
3 manieren waarop moleculen de cel in of uit kunnen gaan
  • Diffusie 
         - klein of vetachtige                 
  • Osmose 
         - water

  • Via transporteiwitten 
         - grotere moleculen

Slide 8 - Slide

Transport door membranen
Diffusie
  • Moleculen bewegen vrij.
  • Altijd van hoge naar een lage concentratie.
  • Kost geen extra energie (ATP)

Slide 9 - Slide

Transport door membranen
Osmose
  • verplaasten van water moleculen door membraan via aqua-poriën.
  • osmotische waarde = concentratie opgeloste stoffen.
  • altijd van lage osmotische waarde naar hoge osmotische waarde.
  • Kost geen extra energie (ATP)

Slide 10 - Slide

Transport door membranen
Osmotische waarde
  • gaat alleen om de concentratie opgeloste stoffen. 
  • zetmeel lost niet op
         geen invloed op de osmotische waarde
  • NaCl splitst in water in Na+ en Cl-
         hierdoor wordt de osmotische waarde 2x zo hoog
Dus 2% glucose-oplossing heeft een lagere osmotische waarde dan 2% NaCl-oplossing.

Slide 11 - Slide

Transport door membranen
Osmose dierlijke cel
Tip voor toets
Maak een tekeningetje met pijlen. Dat maakt de opgave vaak een stuk duidelijker.

Slide 12 - Slide

Transport door membranen
Osmose plantaardige cel
de begrippen hyper- en hypotoon zijn altijd relatief; dus ten opzicht van....
Let daarom altijd goed op of de cel hypotoon of juist de omgeving hypotoon is. 

Slide 13 - Slide

Osmose en zalm

Slide 14 - Slide

Transport door membranen
Membraaneiwitten
  • Eiwitten in membraan zorgen voor transport van 
     grotere / geladen moleculen.
  • Transport kan alle kanten op:
            - van hoge naar lage concentratie: passief  (kost geen extra energie)
            - van lage naar hoge concentratie: actief (kost wel extra energie)
Tip voor toets
Maak een tekeningetje met pijlen. 
Dat maakt de opgave vaak een stuk duidelijker.

Slide 15 - Slide

Transport door membranen
Werkplan
  • Beschrijf de groepen en geef aan dat deze gelijkwaardig moeten zijn.         Gebruik aantallen als die gegeven zijn.
  • Beschrijf de onderzoeks-variabele. 
     Deze is altijd gekoppeld aan de onderzoeksvraag, vaak gegeven in de               context.
  • "Alle andere omstandigheden zijn gelijk". 
      Uiteraard dit pas vermelden na het beschrijven van de variabele.
  • Beschrijf wat er gemeten moet worden. 
     Dit moet je ook echt kunnen meten. Dus de groeisnelheid meten kan niet,           maar wel elke dag de lengte de van de wortels meten.
  • "Per groep de gemiddelde bepalen en de groepen met elkaar vergelijken".

Slide 16 - Slide

Osmose en context

Slide 17 - Slide

Osmose en context
  • De omgeving heeft door het zout een veel hogere osmotische gekregen, waardoor er water uit de cellen van de slak verplaatst zal worden. Hierdoor sterven de cellen van de slak.
  • Osmose

Slide 18 - Slide

Water moleculen (blauw) bewegen naar links door:
A
diffusie, actief transport
B
diffusie, passief transport
C
osmose, actief transport
D
osmose, passief transport

Slide 19 - Quiz

Slide 20 - Link