This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
3.3 Diffusie en osmose
Slide 1 - Slide
Suiker in je thee
Wanneer lost de suiker sneller op:
in hete thee of koude thee?
Eigenlijk is dit diffusie van suikermoleculen
Slide 2 - Slide
Slide 3 - Video
Slide 4 - Slide
Diffusie
Deeltjes bewegen beide kanten op, maar netto naar de lagere concentratie tot er een evenwicht is.
Slide 5 - Slide
Diffusiesnelheid
afhankelijk van:
-De hoeveelheid (warmte)energie
-Het concentratieverschil
-Soort medium
Slide 6 - Slide
Wanneer gaat de diffusie sneller?
A
bij groter concentratieverschil
B
bij lagere temperatuur
C
in water in plaats van lucht
Slide 7 - Quiz
Diffusie I: Als de concentratie gelijk is, bewegen moleculen niet meer. II: Het diffusieproces gaat sneller in vloeistoffen dan gassen
A
I en II zijn juist
B
I en II zijn onjuist
C
I is juist
D
II is juist
Slide 8 - Quiz
Selectie aan de poort
Ook een celmembraan heeft poorten die selectief stoffen doorlaten. Veel geladen deeltjes en grotere deeltjes moeten via een poort. Maar... die moet wel opengezet worden.
Slide 9 - Slide
Selectie aan de poort
Water kan echter zonder 'kaartje' vrij door de poort van een celmembraan.
Slide 10 - Slide
Celmembraan
De fosfolipidelaag houdt vrijwel alle deeltjes tegen, behalve kleine gasdeeltjes en stoffen die oplossen in vet.
De eiwitpoorten selecteren, maar water kan vrij door waterpoorten.
Slide 11 - Slide
Welke stoffen gaan door diffusie door een celmembraan?
A
zuurstof
B
glucose
C
zuurstof en water
D
zuurstof, water en glucose
Slide 12 - Quiz
Een proefje met een membraan dat alleen water doorlaat: semipermeabel membraan
De diffusie van water door een semipermeabel of selectief permeabel membraan heet osmose.
Slide 13 - Slide
In welke richting gaat het water door osmose (zie vorige plaatje)
A
naar lagere concentratie opgeloste stoffen
B
naar hogere concentratie opgeloste stoffen
Slide 14 - Quiz
Osmotische waarde
Hoe meer opgeloste deeltjes hoe groter de aanzuigkracht van water van de oplossing.
Hoe groter de concentratie opgeloste deeltjes, hoe hoger de osmotische waarde.
Je ziet enkele begrippen op de volgende dia.
Slide 15 - Slide
Hypotoon/ isotoon/ hypertoon
Slide 16 - Slide
Dierlijke cel : een celmembraan aan de buitenkant
In een hypotone oplossing
<--
In een hypertone oplossing
-->
In een isotone oplossing
Slide 17 - Slide
Waarom gaan rode bloedcellen kapot in een hypotone omgeving?
Slide 18 - Open question
Dierlijke cellen
Streven naar isotone omstandigheden.
Slide 19 - Slide
Is osmose een actief of een passief proces?
A
actief, want de moleculen bewegen
B
actief, want het kost energie
C
passief, want het kost geen energie
Slide 20 - Quiz
Plantencel
Plantencellen hebben een extra celwand om het celmembraan.
Slide 21 - Slide
Plantencel
De celwand selecteert niet, dus veel stoffen en water kunnen er doorheen.
De celmembraan is hetzelfde als van de bloedcel en heeft dus waterdiffusie (=osmose).
Ook de vacuoolmembraan heeft dezelfde eigenschappen als het celmembraan.
Slide 22 - Slide
Een plantencel in een hypotone oplossing en hypertone oplossing
In een hypotone (waterige) omgeving zwelt de plantencel en de vacuole op, maar de celwand kan maar weinig uitrekken: Er ontstaat druk= turgor
Slide 23 - Slide
Wat gebeurt er met een plantencel in een hypertone (bijv. zoutere) omgeving? zie vorige dia
Slide 24 - Open question
Plasmolyse: celmembraan laat los van de celwand.
Grensplasmolyse: turgor=nul maar celmembraan laat nog net niet los
Slide 25 - Slide
Welk onderdeel van diffusie en osmose vind je nog lastig?
Slide 26 - Open question
Huiswerk 3.3
Kernopdrachten: 38 t/m 40, 45 t/m 47 + 50 + 51
Tip: Vind je het lastig? Dan is het wel handig om ook de () opdrachten 35 t/m 37 + 42 t/m 44 + 49 te maken.