2HVa II Leesvaardigheid opbouw, onderwerp en hoofdgedachte

Welkom 2HVa
Taalvoutje

Zie je de fout hiernaast? 
Hoe zou jij de zin hiernaast corrigeren?

1 / 30
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes, text slides and 8 videos.

Items in this lesson

Welkom 2HVa
Taalvoutje

Zie je de fout hiernaast? 
Hoe zou jij de zin hiernaast corrigeren?

Slide 1 - Slide

In de krant...
staat een stukje over iemand die zelf truien maakt en daar schapenvacht voor koopt.

"Ik kocht schapenvacht bij een boer. Die was altijd vies en vettig" (Barneveldse krant)

Slide 2 - Slide

In de krant...
"Ik kocht schapenvacht bij een boer. Die was altijd vies en vettig" (Barneveldse krant)

Wie of wat was altijd vies en vettig?
Wat staat er en wat zal er bedoeld zijn?

Slide 3 - Slide

planning
  • Songbook - welke song en waarom?
  • wat weten we nog van tekstverbanden?
  • filmpje
  • aan de slag; maken opdracht lesmethode 

Slide 4 - Slide

lesdoel
  • je weet tekstverbanden en hebt er mee geoefend
  • je weet onderwerp en hoofdgedachte te formuleren van een tekst

Slide 5 - Slide

het Nederlands songbook
De volgende nummers hebben al een plekje:
Mag ik dan bij jou - Fien
Zoutelanden - Loek
Parijs - Yousra
Papa (Susan & Freek) - Goisuè

Slide 6 - Slide

het Nederlands songbook
Ik geef het woord aan: 
Lizzy - samen voor altijd (Marco Borsato)

Waarom moet dit nummer een plekje krijgen in ons songbook?

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Video

het Nederlands songbook
Ik geef het woord aan: 
Fay en Louise - Stukje van mij (Meau)

Waarom moet dit nummer een plekje krijgen in ons songbook?

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Video

kijkersvragen
  1. Hoe zou je de kernzin van een alinea omschrijven? (wat staat er in de kernzin?)
  2. Over welke tekstverbanden wordt er in het filmpje gesproken?
  3. wat is de functie van een signaalwoord?

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Video

kijkersvragen
  • Hoe zou je de kernzin van een alinea omschrijven? (wat staat er in de kernzin?)
  • Het is de zin waarin de belangrijkste mededeling gedaan wordt over het deelonderwerp.
  • Over welke tekstverbanden wordt er in het filmpje gesproken?
  • zinsverbanden en alineaverbanden.
  • Wat is de functie van een signaalwoord?
  • het maakt de tekst begrijpelijker voor de lezer.

Slide 13 - Slide

Tekstverbanden
  • Verband in een tekst = samenhang tussen woorden, zinnen (zinsverband) en alinea's (alineaverband). 
  • Een schrijver maakt gebruik van signaalwoorden of verbindingswoorden om het tekstverband aan te geven, de lezer kan de tekst hierdoor beter begrijpen. 

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Video

Aan de slag
  • Ga naar Bruuttaal>Leesvaardigheid>tekst:
    Sale, 2 hale, 1 betale
  • maak de standaardvragen

Slide 16 - Slide

standaardvragen
  • Lees de tekst en verdeel deze in alinea's. De originele tekst had 9 alinea's.
  • Wat is het onderwerp?
  • Wat is de hoofdgedachte?
  • Maak de tekst opnieuw op: Plaats de tekst mooi op één of twee pagina’s. Je lettertype mag niet groter zijn dan 12. Voor koppen en tussenkopjes gebruik je de opmaakfunctie van je tekstverwerker.Als je vindt dat illustraties iets toe kunnen voegen, gebruik ze dan.
  • Wat vind je goed aan deze tekst, welke kwaliteiten heeft deze tekst?
  • Wat is de mooiste zin uit deze tekst?
  • Zijn er onduidelijkheden?


timer
15:00

Slide 17 - Slide

keuzevragen
  • Past de titel goed bij de inhoud? Is de titel samenvattend of aandachttrekkend? Bedenk een alternatief.
  • Wat zou je van deze tekst willen onthouden?
  • Waar zou je meer over willen weten?
timer
6:00

Slide 18 - Slide

lesdoel

Wat neem jij mee van deze les?  
(figuurlijk taalgebruik)

Slide 19 - Slide

Bedankt en tot de volgende les

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Video

Tekstdelen en hun functies
Inleiding: de aandacht van de lezer trekken, het onderwerp introduceren
Middenstuk: meer informatie over het onderwerp geven (deelonderwerpen uitwerken: uitleg en/of voorbeelden geven, vragen beantwoorden enz.)
Slot: een samenvatting of een conclusie schrijven. Niets nieuws!

Slide 22 - Slide

Leesstrategieën en functies
Verkennend lezen: je bekijkt de titel, plaatjes, tussenkopjes en evt. bron en leest de 1e alinea (inleiding). Bedenk dan waarover de hele tekst gaat (onderwerp).
Nauwkeurig lezen: je leest de hele tekst om hem te begrijpen. 
Zoekend lezen: je zoekt een bepaald woord, begrip of naam op. Soms verwijst een vraag ook naar een alinea.
Studerend lezen: je leest de hele tekst om hem te kunnen onthouden.

Slide 23 - Slide

Tekstdoelen
Informeren: je krijgt informatie over een onderwerp (waarover je nog niets/niet veel wist -> iets is nieuw)
Uitleg geven: je krijgt uitleg over hoe iets werkt, in elkaar zit of gebruikt moet/kan worden
Overtuigen: een schrijver wil zijn mening overbrengen op jou als lezer en dat je die zelfde mening hebt
Opiniëren: een schrijver wil je na laten denken over een onderwerp en je zelf een mening laten vormen
Overhalen (activeren): een schrijver wil dat je iets gaat doen, bijvoorbeeld kopen
Amuseren: een schrijver wil je vermaken

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Video

Slide 26 - Video

Slide 27 - Video

Wat is het tekstdoel van de Donald Duck?
A
informeren
B
overtuigen
C
activeren
D
amuseren

Slide 28 - Quiz

Wat is het tekstdoel van een recept voor bananencake?
A
amuseren
B
informeren
C
opiniëren
D
overtuigen

Slide 29 - Quiz

Wat is het tekstdoel van een reclamefolder?
A
amuseren
B
informeren
C
overtuigen
D
opiniëren

Slide 30 - Quiz