a Leest je zus uit 4 havo eigenlijk liever jeugd- of volwassenliteratuur? woordniveau; achterwaarts
b Janine ontwerpt (-) en Martin plaatst koelsystemen. zinsniveau; achterwaarts
c Gebruikt u altijd katoenen (-) of papieren zakdoekjes? woordgroepniveau; achterwaarts; Gebruikt u altijd katoenen zakdoekjes of papieren (-)? woordgroepniveau; voorwaarts
d Mevrouw Mayer geeft in het buurtcentrum kooklessen en -cursussen. woordniveau; voorwaarts
e De overvaller mishandelde zijn slachtoffer en (-) beroofde hem. zinsniveau; voorwaarts
f Ik spaar al jaren cartoons (-) en strips uit het buitenland. woordgroepniveau; achterwaarts