Nederlands 24 januari

• Nederlands
• Praktijkonderwijs
• Leerjaar 1

Nederlands vandaag

• Harde afspraken over gedrag in de klas.
• Les verstoren > bij 2e waarschuwing andere plek, bij 3e waarschuwing reset en de les 's middags inhalen.
• Schelden > bij 2e waarschuwing reset en de les 's middags inhalen.  
• Herhaling lesstof thema 1 via lessonup.app
• Volgende week vrijdag > toets thema 1 

Leerdoelen thema 1

1. Je begrijpt de betekenis van de themawoorden.
2. Je kent het verschil tussen letterlijk en figuurlijk .
3. Je kunt de informatie van een boekomslag lezen en begrijpen.
4. Je begrijpt waarom luisteren belangrijk is en hoe je goed kunt luisteren.
5. Je weet hoe je je kunt voorbereiden op een luisteropdracht.
6. Je weet waarom taalverzorging belangrijk is.
7. Je kunt hoofdletters en leestekens op de juiste manier gebruiken.
8. Je kunt het schrijven van een bericht voorbereiden.
9. Je  kunt een bericht schrijven.
10. Je kunt jezelf voorstellen.
11. Je kent de gespreksregels en je weet hoe je een gesprek begint, verdergaat en afsluit.

Welk woord? Ik durf haar alles te vertellen omdat ik haar kan.......

1. gewoonte
2. privacy
3. rekening houden met
4. vertrouwen

Ouders moeten ervoor zorgen dat hun kinderen een goede........krijgen

1. generatie
2. rekening houden met
3. opvoeding
4. vertrouwen

Mijn zus is heel brutaal, dat is haar slechtste........

1. eigenschap
2. kennis
3. privacy
4. opvoeding

Lola heeft een goede .....met haar ouders, ze hebben nooit ruzie

1. eigenschap
2. relatie
3. opvoeding
4. kennis

Mijn vader maakt flauwe grappen, ik schaam me kapot!

1. Letterlijk
2. Figuurlijk

Mijn vriend ziet groen van jaloezie als ik met andere jongens praat.

1. Letterlijk
2. Figuurlijk

Mijn opa is bijna 100 jaar. Hij is de oudste van de familie

1. Letterlijk
2. Figuurlijk

Hou die vaas goed vast! Straks valt hij kapot

1. Figuurlijk
2. Letterlijk

Ik ben binnen 1 seconde terug.

1. Letterlijk
2. Figuurlijk

Wie is de schrijver van dit boek?

Wat is de titel van dit boek?

Wat zie je op de afbeelding?

Welk woord is goed geschreven?

1. Amsterdam
2. amsterdam

Welk woord is goed geschreven?

1. Familie
2. familie

Welk woord is goed geschreven?

1. Stationsweg
2. stationsweg

Schrijf je woonplaats op.

Welke woorden zijn goed geschreven?

1. Enzo Knol
2. enzo knol

Welk woord is goed geschreven?

1. Kluisje
2. kluisje

Welk leesteken komt aan het eind

1. .
2. ?
3. !

Behulpzaam zijn is een goede eigenschap van mijn neef

1. .
2. ?
3. !

Wauw, wat heb jij een mooie fiets

1. .
2. ?
3. !

Is het een nieuwe fiets

1. .
2. ?
3. !

Pas op voor die auto

1. .
2. ?
3. !

Welke zin is goed?

1. ik woon in purmerend
2. Ik woon in purmerend
3. Ik woon in Purmerend.
4. Ik woon in Purmerend

Welke zin is goed?

1. Hakim werkt bij de Kapper in zaandam.
2. Hakim werkt bij de kapper in Zaandam.
3. hakim werkt bij de kapper in zaandam
4. Hakim werkt bij de Kapper in Zaandam.

Welke zin is goed?

1. Is dat jouw buurvrouw Truus?
2. Is dat jouw Buurvrouw Truus.
3. Is dat jouw buurvrouw truus!
4. is dat jouw buurvrouw truus?

Wat kan beter?

1. inhoud
2. handschrift
3. taalgebruik
4. taalverzorging

Wat kan beter?

1. inhoud
2. handschrift
3. taalgebruik
4. taalverzorging

Wat kan beter?

1. inhoud
2. handschrift
3. taalgebruik
4. taalverzorging

Wat kan beter?

1. inhoud
2. handschrift
3. taalgebruik
4. taalverzorging

Welke regels zijn belangrijk bij een gesprek? Noem er minimaal 3.

Wat is de openingsvraag van dit gesprek?

Gesprekregels

1. Ga rechtop zitten of staan.
2. Kijk de ander aan. 
3. Spreek rustig en duidelijk.
4. Luister naar wat de ander zegt.
5. Laat de ander uitpraten.
6. Blijf vriendelijk.