SPELLING: Aan elkaar of los?

SPELLING: Aan elkaar of los?
Je leert: 
* woorden los of aan elkaar schrijven
1 / 28
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

SPELLING: Aan elkaar of los?
Je leert: 
* woorden los of aan elkaar schrijven

Slide 1 - Slide

SAMENSTELLING
Je kunt een nieuw woord maken door twee bestaande woorden aanelkaar te plakken.

Bv.: motor+race= motorrace (een klemtoon)
informatiebijeenkomst, studiekeuze


Slide 2 - Slide

niet aan elkaar, los 
Hoor je twee klemtonen, dan schrijf je de woorden los.

Bv.: informatieve bijeenkomsten, goede keuze 


Slide 3 - Slide

SAMENSTELLINGEN
* samenstelling van 2 of meer woorden: racefiets, verrekijker, houtwormkever



Slide 4 - Slide

SAMENSTELLINGEN
* woorden die gemaakt zijn van er, hier, daar of waar plus een voorzetsel: hiervoor, eronderdoor, daarboven



Slide 5 - Slide

SAMENSTELLINGEN
* getallen met honderd en duizend: zeshonderd, vijftienduizend



Slide 6 - Slide

SAMENSTELLINGEN
* veel samengestelde werkwoorden: inhalen, voordoen, windsurfen, buikdansen


Slide 7 - Slide

SAMENSTELLINGEN
* veel samengestelde bijvoeglijke naamwoorden met een deelwoord als tweede deel: opbouwend, sneldrogend, lichtgewond

Tip: kijk bij twijfel in een woordenboek.

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Link

Waar ligt de klemtoon
in kaas-win-kel
A
kaas
B
kel
C
win

Slide 10 - Quiz

Waar ligt de klemtoon
in er-bo-ven
A
er
B
bo
C
ven

Slide 11 - Quiz

Waar ligt de klemtoon in veel.be.spro.ken
A
veel
B
be
C
spro
D
ken

Slide 12 - Quiz

Waar ligt de klemtoon
in op.val.len
A
op
B
val
C
len

Slide 13 - Quiz

Waar ligt de klemtoon in mil.joe.nen.claim
A
mil
B
joe
C
nen
D
claim

Slide 14 - Quiz

Waar ligt de klemtoon in voet.bal.schoe.nen
A
voet
B
bal
C
schoe
D
nen

Slide 15 - Quiz

Waar ligt de klemtoon
in er.o.ver.heen
A
er
B
o
C
ver
D
heen

Slide 16 - Quiz

Waar ligt de klemtoon in thee.zet.ten
A
thee
B
zet
C
ten
D
ik weet het niet

Slide 17 - Quiz

Waar ligt de klemtoon in
kort.du.rend
A
kort
B
du
C
rend

Slide 18 - Quiz

Waar ligt de klemtoon in vo.lu.me.knop
A
vo
B
lu
C
me
D
knop

Slide 19 - Quiz

Waar ligt de klemtoon in e.lek.tro.mon.teur
A
e
B
lek
C
tro
D
mon.teur

Slide 20 - Quiz

Waar ligt de klemtoon in in.ter.net.on.der.ne.mer
A
in
B
ter
C
net
D
on.der.ne.mer

Slide 21 - Quiz

Welke woorden
zijn samengesteld?
A
vastbesloten
B
autorijschool
C
vastbesloten, autorijschool
D
vastbesloten, beginnen

Slide 22 - Quiz

Welke woorden
zijn samengesteld?
A
thuiskomen
B
ervan
C
thuiskomen, ervan
D
thuiskomen, twaalfuur

Slide 23 - Quiz

Welke woorden
zijn samengesteld?
A
hooggelegen, bergdorpje, adembenemende
B
hooggelegen, bergdorpje,
C
bergdorpje, adembenemende
D
bergdorpje, adembenemende, bergen

Slide 24 - Quiz

Welke woorden
zijn samengesteld?
A
weerapp
B
lichtbewolkt
C
weerapp, lichtbewolkt, zonnig
D
weerapp, lichtbewolkt

Slide 25 - Quiz

Welke woorden
zijn samengesteld?
A
loslopende
B
loslopende, honden
C
loslopende, toegestaan, beschermende
D
loslopende, toegestaan, natuurgebied

Slide 26 - Quiz

Welke woorden
zijn samengesteld?
A
zaterdagmiddag
B
zaterdagmiddag, invallen
C
zaterdagmiddag, invallen, keeper
D
zaterdagmiddag, invallen, hockeywedstrijd

Slide 27 - Quiz

Ik weet welke woorden ik
aan elkaar of los moet schrijven.
ja
nee

Slide 28 - Poll