M2: fictie 5.1

Fictie
1 / 11
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

This lesson contains 11 slides, with text slides.

Items in this lesson

Fictie

Slide 1 - Slide

Planning
Lezen
Terugblik 4.2
Nakijken opdrachten 4.2
Uitleg 5.1
Opdrachten

TOETS FICTIE: 4 april

Slide 2 - Slide

Lezen
BOEKOPDRACHT INLEVEREN: UITERLIJK 16 APRIL!
Zie opdracht in Magister
timer
10:00

Slide 3 - Slide

Terugblik 4.2
Beeldspraak (figuurlijk taalgebruik)

1. Vergelijking:  object wordt vergeleken met een beeld.
2. Bij een metafoor moet je zelf invullen waar het beeld naar verwijst.
Er wordt een beeld gegeven zonder een object. Het verbeelde is dus weggelaten.

Bijv. hij heeft een gat in zijn hand

Slide 4 - Slide

Nakijken opdrachten
4.2
1, 2, 3, 4b+c, 5b+c, 

Let op: antwoorden als weet ik niet of snapte ik niet, worden geregistreerd als huiswerk niet gemaakt

Slide 5 - Slide

Nakijken opdrachten 4.2
1 B+D

2b De rand tussen de stoep en de straat.
2d honden
2e een hond

4b bijv. hij ging er als een haas vandoor
4c Want de straat is voor honden als een groot restaurant.
5b bijv. Haar ouderlijk huis is nog steeds een veilige haven.
5c Lopend buffet, verrukkelijk feest, het festijn.

Slide 6 - Slide

5.1 Fictie
Wat is een boekverfilming?
Wie heeft wel eens een boekverfilming gekeken?

Slide 7 - Slide

Boekverfilming
In boekverfilming kan nooit hele boek naverteld worden.  Een filmmaker laat dus veel weg, maar kan er ook iets bij verzinnen om de film spannender of interessanter te maken voor het publiek.

Filmmaker gebruikt een script. Wat is een script?

Slide 8 - Slide

Boekverfilming
In het filmscript staan aanwijzingen, bijvoorbeeld over:
• alle teksten die de acteurs moeten zeggen;
• waar een gebeurtenis zich afspeelt;
• wat er precies te zien is. 

De regisseur is de belangrijkste persoon bij het maken van een film, want hij bepaalt hoe het script wordt uitgevoerd.

Slide 9 - Slide

Trailer mijn bijzondere rare week met Tess

Slide 10 - Slide

Aan de slag in je werkboek! In stilte
5.1
2, 3, 4, 5(individueel), 6
 

Klaar? Dan start je met test jezelf (3.1, 3.2, 4.1, 4.2, 5.1)
 

Slide 11 - Slide