1.2 Inkomsten en uitgaven

1. Jouw financiën
1.2 Inkomsten en uitgaven
1 / 17
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

1. Jouw financiën
1.2 Inkomsten en uitgaven

Slide 1 - Slide

1.2 Inkomsten en uitgaven
  • Ik kan aan de hand van voorbeelden het verschil uitleggen tussen dagelijkse uitgaven, vaste  lasten en incidentele uitgaven.
  • Ik kan inkomsten in 3 categorieën onderverdelen.
  • Ik kan een begroting opstellen.
  • Ik kan oplossingen voorstellen om een begroting sluitend te maken.

Slide 2 - Slide

Verdeel de onderstaande
uitgaven in 3 logische groepen.
  • Werk in drietallen
Huur
Citytrip
Drank
Reparatie auto
Hondenbrokken
Abonement Netflix
Wasproduct
Gas, water en elektriciteit
Nieuwe telefoon
Verjaardagscadeau
Schoonmaakmiddel
Zorgverzekering
Tandpasta en shampoo
Hypotheek
Tandarts
timer
3:00

Slide 3 - Slide

Verdeel de onderstaande 
uitgaven in 3 logische groepen.
  • Juiste oplossing, maar waarom?

Vaste lasten                                    Huishoudelijke uitgaven               Incidentele uitgaven
  Huur
Drank
Citytrip
  Abonnement Netflix
Hondenbrokken
Reparatie auto
  Gas, water en elektriciteit
Wasproduct
Nieuwe telefoon
  Zorgverzekering
Schoonmaakmiddel
Verjaardagscadeau
  Hypotheek
Tandpasta en shampoo
Tandarts

Slide 4 - Slide

1.1 Behoeften en middelen
Uitgaven
Er zijn 3 soorten uitgaven:
  • Huishoudelijke uitgaven: dagelijkse uitgaven en persoonlijke verzorging.
  • Vaste lasten: komen met enige regelmaat terug.
  • Incidentele uitgaven: onverwachte of grote uitgaven waarvoor je best reserveert.
      
      

Slide 5 - Slide

Een broodje kopen in de kantine
A
huishoudelijke uitgave
B
incidentele uitgave
C
vaste last

Slide 6 - Quiz

Reparatie van een computer?
A
huishoudelijke uitgave
B
incidentele uitgave
C
vaste last

Slide 7 - Quiz

Aankoop van shampoo?
A
huishoudelijke uitgave
B
incidentele uitgave
C
vaste last

Slide 8 - Quiz

Abonnement van je telefoon
A
huishoudelijke uitgave
B
incidentele uitgave
C
vaste last

Slide 9 - Quiz

Aankoop van een wasmachine?
A
huishoudelijke uitgave
B
incidentele uitgave
C
vaste last

Slide 10 - Quiz

1.1 Behoeften en middelen
Inkomsten
Primair inkomen (inkomens met tegenprestatie)
  • Inkomsten uit arbeid
  • Inkomsten uit bezit

Secundair inkomen of besteedbaar inkomen
  • Primair inkomen minus belastingen
  • Overdrachtsinkomens (inkomens zonder tegenprestaties)
      

Slide 11 - Slide

Verdeel de onderstaande
inkomsten in 3 logische groepen.
  • Schrijf de inkomsten over op post-its
  • Werk in tweetallen
Loon
Huur
Zorgtoeslag
Rente
AOW
Dividend
Kinderbijslag
Studiefinanciering
Bonus
Eindejaarsuitkering
Vakantiegeld
Pacht
Overwerkvergoeding
Winst
Werkloosheidsuitkering
timer
3:00

Slide 12 - Slide

Verdeel de onderstaande
inkomsten in 3 logische groepen.
  • Juiste oplossing, maar waarom?
Loon
Huur
Zorgtoeslag
Bonus
Pacht
AOW
Vakantiegeld
Dividend
Studiefinanciering
Eindejaarsuitkering
Rente
Kinderbijslag
Overwerkvergoeding
Winst
Werkloosheidsuitkering
timer
1:00

Slide 13 - Slide

Wat versta jij onder 'je budget'?

Slide 14 - Open question

Op welke soort uitgaven kan ik niet besparen? Leg ook uit waarom.

Slide 15 - Open question

1.1 Behoeften en middelen
Budgetteren
Een begroting is een overzicht van je verwachte inkomsten en uitgaven:
Begrotingsoverschot:
  • Inkomsten zijn groter dan mijn uitgaven
  • Geld dat ik over houd: sparen of reserveren / investeren
Begrotingstekort:
  • Inkomsten zijn kleiner dan mijn uitgaven
  • Bezuinigen op huishoudelijke en incidentele uitgaven

Slide 16 - Slide

1.2 Inkomsten en uitgaven
  • Ik kan aan de hand van voorbeelden het verschil uitleggen tussen dagelijkse uitgaven, vaste
     lasten en incidentele uitgaven.
  • Ik kan inkomsten in 3 categorieën onderverdelen.
  • Ik kan een begroting opstellen.
  • Ik kan oplossingen voorstellen om een begroting sluitend te maken.

Slide 17 - Slide