This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
1. Jouw financiën
1.2 Inkomsten en uitgaven
Slide 1 - Slide
1.2 Inkomsten en uitgaven
Ik kan aan de hand van voorbeelden het verschil uitleggen tussen dagelijkse uitgaven, vaste lasten en incidentele uitgaven.
Ik kan inkomsten in 3 categorieën onderverdelen.
Ik kan een begroting opstellen.
Ik kan oplossingen voorstellen om een begroting sluitend te maken.
Slide 2 - Slide
1.2 Inkomsten en uitgaven
Uitgaven
Er zijn 3 soorten uitgaven:
Huishoudelijke uitgaven: dagelijkse uitgaven en persoonlijke verzorging.
Vaste lasten: komen met enige regelmaat terug.
Incidentele uitgaven: onverwachte of grote uitgaven waarvoor je best reserveert.
Slide 3 - Slide
Verdeel de onderstaande uitgaven in 3 logische groepen.
Schrijf de uitgaven over op post-its
Werk in tweetallen
Huur
Citytrip
Drank
Reparatie auto
Hondenbrokken
Abonement Netflix
Wasproduct
Gas, water en elektriciteit
Nieuwe telefoon
Verjaardagscadeau
Schoonmaakmiddel
Zorgverzekering
Tandpasta en shampoo
Hypotheek
Tandarts
timer
3:00
Slide 4 - Slide
Verdeel de onderstaande uitgaven in 3 logische groepen.
Vergelijk jullie oplossing met die van een ander tweetal.
Probeer tot één eindresultaat te komen.
Huur
Citytrip
Drank
Reparatie auto
Hondenbrokken
Abonement Netflix
Wasproduct
Gas, water en elektriciteit
Nieuwe telefoon
Verjaardagscadeau
Schoonmaakmiddel
Zorgverzekering
Tandpasta en shampoo
Hypotheek
Tandarts
timer
3:00
Slide 5 - Slide
Verdeel de onderstaande
uitgaven in 3 logische groepen.
Juiste oplossing, maar waarom?
Huur
Drank
Citytrip
Abonnement Netflix
Hondenbrokken
Reparatie auto
Gas, water en elektriciteit
Wasproduct
Nieuwe telefoon
Zorgverzekering
Schoonmaakmiddel
Verjaardagscadeau
Hypotheek
Tandpasta en shampoo
Tandarts
timer
1:00
Slide 6 - Slide
Juiste oplossing maar waarom?
Slide 7 - Open question
Een broodje kopen in de kantine
A
huishoudelijke uitgave
B
incidentele uitgave
C
vaste last
Slide 8 - Quiz
Reparatie van een computer?
A
huishoudelijke uitgave
B
incidentele uitgave
C
vaste last
Slide 9 - Quiz
Aankoop van shampoo?
A
huishoudelijke uitgave
B
incidentele uitgave
C
vaste last
Slide 10 - Quiz
Abonnement van je telefoon
A
huishoudelijke uitgave
B
incidentele uitgave
C
vaste last
Slide 11 - Quiz
Aankoop van een wasmachine?
A
huishoudelijke uitgave
B
incidentele uitgave
C
vaste last
Slide 12 - Quiz
1.2 Inkomsten en uitgaven
Inkomsten
Primair inkomen (inkomens met tegenprestatie)
Inkomsten uit arbeid
Inkomsten uit bezit
Secundair inkomen of besteedbaar inkomen
Primair inkomen minus belastingen
Overdrachtsinkomens (inkomens zonder tegenprestaties)
Slide 13 - Slide
Verdeel de onderstaande inkomsten in 3 logische groepen.
Schrijf de inkomsten over op post-its
Werk in tweetallen
Loon
Huur
Zorgtoeslag
Rente
AOW
Dividend
Kinderbijslag
Studiefinanciering
Bonus
Eindejaarsuitkering
Vakantiegeld
Pacht
Overwerkvergoeding
Winst
Werkloosheidsuitkering
timer
3:00
Slide 14 - Slide
Verdeel de onderstaande inkomsten in 3 logische groepen.
Vergelijk jullie oplossing met die van een ander tweetal.
Probeer tot één eindresultaat te komen.
Loon
Huur
Zorgtoeslag
Rente
AOW
Dividend
Kinderbijslag
Studiefinanciering
Bonus
Eindejaarsuitkering
Vakantiegeld
Pacht
Overwerkvergoeding
Winst
Werkloosheidsuitkering
timer
3:00
Slide 15 - Slide
Verdeel de onderstaande inkomsten in 3 logische groepen.
Juiste oplossing, maar waarom?
Loon
Huur
Zorgtoeslag
Bonus
Pacht
AOW
Vakantiegeld
Dividend
Studiefinanciering
Eindejaarsuitkering
Rente
Kinderbijslag
Overwerkvergoeding
Winst
Werkloosheidsuitkering
timer
1:00
Slide 16 - Slide
Juiste oplossing maar waarom?
Slide 17 - Open question
Wat versta jij onder 'je budget'?
Slide 18 - Open question
Op welke soort uitgaven kan ik niet besparen? Leg ook uit waarom.
Slide 19 - Open question
1.2 Inkomsten en uitgaven
Budgetteren
Een begroting is een overzicht van je verwachte inkomsten en uitgaven:
Begrotingsoverschot:
Inkomsten > uitgaven
Geld sparen of reserveren
Begrotingstekort:
Inkomsten < uitgaven
Bezuinigen op huishoudelijke en incidentele uitgaven
Slide 20 - Slide
1.2 Inkomsten en uitgaven
Ik kan aan de hand van voorbeelden het verschil uitleggen tussen dagelijkse uitgaven, vaste lasten en incidentele uitgaven.
Ik kan inkomsten in 3 categorieën onderverdelen.
Ik kan een begroting opstellen.
Ik kan oplossingen voorstellen om een begroting sluitend te maken.
Slide 21 - Slide
Omrekenen maand, jaar, week of dag
Slide 22 - Slide
Formule: ((nieuw-oud)/oud) x 100%
De formule ((nieuw-oud)/oud) x 100% wordt gebruikt om procentuele veranderingen te berekenen. Dit helpt bij het analyseren van groei of krimp.
Slide 23 - Slide
Voorbeeldberekening
Stel dat een bedrijf vorig jaar €500.000 omzet had en dit jaar €600.000.
De procentuele verandering is (600000-500000)/500000X100=20%
Slide 24 - Slide
Een product dat eerst €80 kostte, is nu €64. Wat is de procentuele verandering?
Slide 25 - Open question
Uitwerking
(Nieuw - oud) : oud) x 100%
Nieuw = 64 Oud = 80
((64-80):80)x100% = -20%
Oftewel 20% minder
Slide 26 - Slide
Het salaris van Stijn die bij de jumbo werkte is verhoogd. Vroeger was dit nog €4,20 per uur en nu verdient hij €5,13 per uur. Wat is de procentuele stijging van zijn loon?
Slide 27 - Open question
Uitwerking
((Nieuw - oud) : oud) x 100%
Nieuw: 5,13
Oud: 4,20
((5,13-4,20):4,20)x100% = 22,1%
Oftewel het salaris is 22,1% gestegen
Slide 28 - Slide
Samenvatting
Vandaag hebben we geleerd hoe procentuele veranderingen in de economie worden berekend en waarom dit belangrijk is voor financiële analyses.