Wanneer gebruik je de derde naamval?
Na voorzetsels
mit (met), bei (bij), zu (naar), nach (na), von (van), aus (uit).
Bij het meewerkend voorwerp
Het meewerkend voorwerp vind je is door aan of voor de persoon te zetten
"Ich gebe dir das Buch." (Ik geef jou het boek.)
"Er zeigt uns sein neues Auto." (Hij laat ons zijn nieuwe auto zien.)