16.03 - h3 - Werkwoordspelling

Stillezen
timer
15:00
timer
3:00
1 / 40
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 40 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Stillezen
timer
15:00
timer
3:00

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Planning

  • Werkwoordspelling, een beetje theorie en oefenen
Leerdoelen

- Ik weet hoe ik persoonsvormen in de tegenwoordige tijd moet spellen. 
- Ik weet hoe ik werkwoorden in de verleden tijd moet spellen.

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Stelling:
'dt' achter een werkwoord plakken kan niet.
A
juist
B
onjuist
C
alleen in de tegenwoordige tijd
D
alleen in de verleden tijd

Slide 4 - Quiz

This item has no instructions

Stelling
'Stam+t' is een goede theorie om te gebruiken bij het spellen van werkwoorden in de tt.
A
juist
B
onjuist

Slide 5 - Quiz

This item has no instructions

Wat klopt er niet in dit schema?

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

In de tt hoef je je alleen druk te maken over de spelling van de persoonsvorm.

Hoe vind je die?

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Dit zijn de onderwerpen die voorkomen in de toets:
- meervouden    
- verkleinwoorden
- stoffelijke bijvoeglijke naamwoorden 
- sommige(n)/andere(n)/alle(n)/enkele(n) 
- samenstellingen 
wanneer streepje in samenstellingen 
- werkwoordspelling tt 
- werkwoordspelling vt <
- hoofdlettergebruik
- leestekens
- au/ou
- trema in werkwoorden/meervouden
- schrijven van getallen

Werkwoordspelling 

Wat weet je al?

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Tegenwoordige tijd
Áltijd alleen +t mogelijk en niet +d of +dt.

Hij houdt van haar. (houden van)
Zij roeit zo snel. (roeien)
De kat slaapt lekker. (slapen)
Verleden tijd (zwakke ww)
Zowel +t als +d mogelijk.
('t ex kofschip)

Hij roeide niet zo snel. (roeien)
Wij werkten daar al. (werken)
Zij lachte me uit. (lachen)
Jij beleefde dat anders dan ik. (beleven)

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Tegenwoordige tijd


Verleden tijd (zwakke ww)
Zowel +t als +d mogelijk.
('t ex kofschip)

Hij roeide niet zo snel. (roeien)
Wij werkten daar al. (werken)
Zij lachte me uit. (lachen)
Jij beleefde dat anders dan ik. (beleven)

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

1. Zet in de verleden tijd.
Wat gebeurt er met de klank?
WACHTEN
A
de klank verandert
B
de klank blijft gelijk

Slide 11 - Quiz

This item has no instructions

2. Zet in de verleden tijd.
Wat gebeurt er met de klank?
SLAPEN
A
de klank verandert
B
de klank blijft gelijk

Slide 12 - Quiz

This item has no instructions

Zwakke werkwoorden blijven in een andere tijd hetzelfde klinken.



Bijvoorbeeld:
wacht - wachtte
dans - danste
kook - kookte
teken - tekende

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Sterke

werkwoorden


hebben de

KRACHT

om in de verleden tijd

van klank te veranderen.

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

3. Schrijf een voorbeeld van
een sterk werkwoord op

Slide 15 - Mind map

Bedenk zelf voorbeelden, zoals:
denk - dacht
lieg - loog
zwem - zwom
4. Sterk of zwak?

DENKEN
A
sterk werkwoord
B
zwak werkwoord

Slide 16 - Quiz

This item has no instructions

5. Sterk of zwak?

WENSEN
A
sterk werkwoord
B
zwak werkwoord

Slide 17 - Quiz

This item has no instructions

6. Sterk of zwak?

BIJTEN
A
sterk
B
zwak

Slide 18 - Quiz

This item has no instructions

Verleden tijd

zwakke werkwoorden





In het enkelvoud: stam + te / stam + de

In het meervoud:
stam + ten / stam + den

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

-te(n) of -de(n)?

    Vaak hoor je of je

stam + te(n)

of stam + de(n)

moet gebruiken.

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Voorbeelden 
spelen-speelde-gespeeld

maken-maakte-gemaakt

vertellen-vertelde-verteld

raken- raakte-geraakt


Slide 21 - Slide

This item has no instructions


                            
Twijfel je?
Als de laatste letter van de stam voorkomt in
't
ex-kofschip, schrijf je in de verleden tijd -te(n).
Zo niet, dan schrijf je -de(n). 
't ex-kofschip

Slide 22 - Slide

werken - werk
De 'k' komt voor in 't ex-kofschip, dus is de verleden tijd werkte.

Mischa en Kau (hurken) naast de verdwaalde peuter.
A
hurkte
B
hurkde
C
hurkten
D
hurkden

Slide 23 - Quiz

This item has no instructions

Met grote ogen (staren) tante Wil naar de foto van haar zoon.
A
staarde
B
staarte
C
staarden
D
staarten

Slide 24 - Quiz

This item has no instructions

Daniëlle (aanvaarden) de excuses van Rivka.
A
aanvaarde
B
aanvaardde
C
aanvaarden
D
aanvaardden

Slide 25 - Quiz

This item has no instructions

Na één seizoen (verdwijnen) de quiz alweer van het scherm.
A
verdwijnen
B
verdwijnden
C
verdwijnde
D
verdween

Slide 26 - Quiz

This item has no instructions

Het arme hondje (beven) van de kou.
A
beefte
B
beefde
C
beeften
D
beefden

Slide 27 - Quiz

This item has no instructions

Rob (kaften) zijn schoolboeken met oude landkaarten.
A
kafte
B
kaften
C
kaftte
D
kaftten

Slide 28 - Quiz

This item has no instructions

Wij (verbazen) ons over de prijs van de vliegtickets.
A
verbaaste
B
verbaasten
C
verbaasde
D
verbaasden

Slide 29 - Quiz

This item has no instructions

De voetbalsupporters (fluiten) naar de scheidsrechter.
A
flote
B
fluitte
C
floten
D
fluitten

Slide 30 - Quiz

This item has no instructions

Danny (bluffen) wat af tijdens het pokeren.

Slide 31 - Open question

This item has no instructions

De coördinator (verdelen) de taken over het team.

Slide 32 - Open question

This item has no instructions

Kim (fotograferen) haar hele familie.

Slide 33 - Open question

This item has no instructions

Tijdens het verhoor (biechten) de crimineel alles op aan de politie.

Slide 34 - Open question

This item has no instructions

Voltooid deelwoord
Is gebeurd.

Slide 35 - Slide

This item has no instructions

Kies de juiste schrijfwijze
A
wij hebben gejuicht
B
wij hebben gejuichd

Slide 36 - Quiz

This item has no instructions

Kies de juiste schrijfwijze
A
wij hebben geverft
B
wij hebben geverfd

Slide 37 - Quiz

This item has no instructions

Kies de juiste schrijfwijze
A
wij hebben beleeft
B
wij hebben beleefd

Slide 38 - Quiz

This item has no instructions

Kies de juiste schrijfwijze
A
wij hebben getelefoneerd
B
wij hebben getelefoneert

Slide 39 - Quiz

This item has no instructions

word
verft
leven
schreven
sprong
juichte
beleefden
zwommen
schrijft

Slide 40 - Drag question

This item has no instructions