07.04 - h2 - WW-spelling & samenstellingen

Stillezen
timer
15:00
timer
3:00
1 / 50
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 50 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Stillezen
timer
15:00
timer
3:00

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Planning

  • Werkwoordspelling
Leerdoelen

- Ik weet hoe ik werkwoorden moet spellen in de tegenwoordige tijd.
- Ik weet hoe ik werkwoorden moet spellen in de verleden tijd.
(- Ik weet hoe ik voltooid deelwoorden moet spellen)

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Stelling
'Stam+t' is een goede theorie om te gebruiken bij het spellen van werkwoorden in de tt.
A
juist
B
onjuist

Slide 4 - Quiz

This item has no instructions

Wat klopt er niet in dit schema?

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Stelling:
'dt' achter een werkwoord plakken kan niet.
A
juist
B
onjuist
C
alleen in de tegenwoordige tijd
D
alleen in de verleden tijd

Slide 6 - Quiz

This item has no instructions

In de tt hoef je je alleen druk te maken over de spelling van de persoonsvorm.

Hoe vind je die?



1. Hij heeft me gister gebeld.
2. Het liefst loop ik naar school.

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Tegenwoordige tijd
Áltijd alleen +t mogelijk en niet +d of +dt.

Hij houdt van haar. (houden van)
Zij roeit zo snel. (roeien)
De kat slaapt lekker. (slapen)
Verleden tijd
Zowel +t als +d mogelijk.
('t ex kofschip)

Hij roeide niet zo snel. (roeien)
Wij werkten daar al. (werken)
Zij lachte me uit. (lachen)
Jij beleefde dat anders dan ik. (beleven)

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

1. Zet in de verleden tijd.
Wat gebeurt er met de klank?
WACHTEN
A
de klank verandert
B
de klank blijft gelijk

Slide 9 - Quiz

This item has no instructions

2. Zet in de verleden tijd.
Wat gebeurt er met de klank?
SLAPEN
A
de klank verandert
B
de klank blijft gelijk

Slide 10 - Quiz

This item has no instructions

Zwakke werkwoorden blijven in een andere tijd hetzelfde klinken.



Bijvoorbeeld:
wacht - wachtte
dans - danste
kook - kookte
teken - tekende

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Sterke

werkwoorden


hebben de

KRACHT

om in de verleden tijd

van klank te veranderen.

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

3. Schrijf een voorbeeld van
een sterk werkwoord op

Slide 13 - Mind map

Bedenk zelf voorbeelden, zoals:
denk - dacht
lieg - loog
zwem - zwom
4. Sterk of zwak?

DENKEN
A
sterk werkwoord
B
zwak werkwoord

Slide 14 - Quiz

This item has no instructions

5. Sterk of zwak?

WENSEN
A
sterk werkwoord
B
zwak werkwoord

Slide 15 - Quiz

This item has no instructions

Tegenwoordige tijd
Áltijd alleen +t mogelijk en niet +d of +dt.

Hij houdt van haar. (houden van)
Zij roeit zo snel. (roeien)
De kat slaapt lekker. (slapen)
Verleden tijd
Zowel +t als +d mogelijk.
('t ex kofschip)

Hij roeide niet zo snel. (roeien)
Wij werkten daar al. (werken)
Zij lachte me uit. (lachen)
Jij beleefde dat anders dan ik. (beleven)

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Verleden tijd

zwakke werkwoorden





In het enkelvoud: 
ik-vorm + te
ik-vorm+ de

In het meervoud:
ik-vorm + ten
ik-vorm + den

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

-te(n) of -de(n)?

Vaak hoor je of je 

stam + te(n)

of 

stam + de(n)

moet gebruiken.

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Voorbeelden 
spelen-speelde-gespeeld

maken-maakte-gemaakt

vertellen-vertelde-verteld

raken- raakte-geraakt


Slide 19 - Slide

This item has no instructions


                            
Twijfel je?
Als de laatste letter van de stam voorkomt in
't
ex-kofschip, schrijf je in de verleden tijd -te(n).
Zo niet, dan schrijf je -de(n). 
't ex-kofschip

Slide 20 - Slide

werken - werk
De 'k' komt voor in 't ex-kofschip, dus is de verleden tijd werkte.

Mischa en Kau (hurken) naast de verdwaalde peuter.
A
hurkte
B
hurkde
C
hurkten
D
hurkden

Slide 21 - Quiz

This item has no instructions

Met grote ogen (staren) tante Wil naar de foto van haar zoon.
A
staarde
B
staarte
C
staarden
D
staarten

Slide 22 - Quiz

This item has no instructions

Daniëlle (aanvaarden) de excuses van Rivka.
A
aanvaarde
B
aanvaardde
C
aanvaarden
D
aanvaardden

Slide 23 - Quiz

This item has no instructions

Het arme hondje (beven) van de kou.
A
beefte
B
beefde
C
beeften
D
beefden

Slide 24 - Quiz

This item has no instructions

Rob (kaften) zijn schoolboeken met oude landkaarten.
A
kafte
B
kaften
C
kaftte
D
kaftten

Slide 25 - Quiz

This item has no instructions

Wij (verbazen) ons over de prijs van de vliegtickets.
A
verbaaste
B
verbaasten
C
verbaasde
D
verbaasden

Slide 26 - Quiz

This item has no instructions

Danny (bluffen) wat af tijdens het pokeren.

Slide 27 - Open question

This item has no instructions

Tijdens het verhoor (biechten) de crimineel alles op aan de politie.

Slide 28 - Open question

This item has no instructions

Voltooid deelwoord
Is gebeurd.

Slide 29 - Slide

This item has no instructions

Kies de juiste schrijfwijze
A
wij hebben gejuicht
B
wij hebben gejuichd

Slide 30 - Quiz

This item has no instructions

Kies de juiste schrijfwijze
A
wij hebben geverft
B
wij hebben geverfd

Slide 31 - Quiz

This item has no instructions

Kies de juiste schrijfwijze
A
wij hebben beleeft
B
wij hebben beleefd

Slide 32 - Quiz

This item has no instructions

Kies de juiste schrijfwijze
A
wij hebben getelefoneerd
B
wij hebben getelefoneert

Slide 33 - Quiz

This item has no instructions

word
verft
leven
schreven
sprong
juichte
beleefden
zwommen
schrijft

Slide 34 - Drag question

This item has no instructions

Slide 35 - Video

This item has no instructions

Wat is een samenstelling?

Slide 36 - Mind map

This item has no instructions

Kies de juiste samenstelling:
A
Kippenhok
B
Kippehok

Slide 37 - Quiz

This item has no instructions

Maak een samenstelling van
rijst+vlaai

Slide 38 - Open question

This item has no instructions

Maak een samenstelling van liefde+verdriet

Slide 39 - Open question

This item has no instructions

Maak een samenstelling van
reus + leuk

Slide 40 - Open question

This item has no instructions

Maak een samenstelling van
ziekte + verschijnsel

Slide 41 - Open question

This item has no instructions

Maak een samenstelling van
aap + rots

Slide 42 - Open question

This item has no instructions

Maak een samenstelling van
stoom + schip

Slide 43 - Open question

This item has no instructions

Maak een samenstelling van
zon + steek

Slide 44 - Open question

This item has no instructions

Koppelteken
Om uitspraakproblemen te voorkomen:
  • auto-ongeluk
  • koffie-uurtje
  • zee-eend

Slide 45 - Slide

This item has no instructions

Noem een
samenstelling met een koppelteken
(-)

Slide 46 - Mind map

This item has no instructions

Wel of geen koppelteken?
A
politieauto
B
politie-auto
C
politie auto

Slide 47 - Quiz

This item has no instructions

Wel of geen koppelteken?
A
minijurk
B
mini-jurk

Slide 48 - Quiz

This item has no instructions

Slide 49 - Link

This item has no instructions

Slide 50 - Video

This item has no instructions