Jazz en verf
Bebop, Vrijer
In de VS ontwikkelt de jazz zich van dans- tot luistermuziek.
Rond de 2e W.O. waaide de Swing al over naar Europa. (dansmuziek door grote orkesten)
Jonge zwarte muzikanten ontwikkelen in kleine bandjes een ongepolijste hoekige stijl: de Bebop.
Altsaxofonist Charlie Parker (1920-1955) soleert in Birdsnest snel op het razende tempo van de drums en contrabas. Piano volgt de frasering van de solist met korte, stotende akkoorden.
De onregelmatigheid van bebop maakt het minder toegankelijk.
De nadruk ligt hier op virtuositeit, harmonische complexiteit en tempowisselingen.
Bebop kent een kleine aanhang van ‘artistiekelingen’, met eigen uiterlijk en taalgebruik.
Jules Deelder: ’We waren jong en vatbaar voor legenden. We wouen moderne jazz. We droegen buitenissige kledij. We waren ‘vuile addestiekelingen’.
De uitzinnige bebop kent in Cool jazz (Miles Davis) zijn tegenhanger: minder snel en uitgelaten dan de bebop, helderheid en pure klank staan hierin voorop, ritme krijgt minder nadruk.
Free jazz (1960) van Ornette Coleman heft alle conventies in één klap op.
Regels van ritme, akkoord en solo worden door elkaar gesmeten.
Vrije solo’s, collectieve improvisatie.
Van amusementsmuziek heeft de jazz definitief de status van kunstmuziek bereikt.