Les 8 - behandeling stofwisselingstoornissen

1 / 44
next
Slide 1: Slide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 3

This lesson contains 44 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Antacida
maagzuurremmers
maagwand beschermers
Welke eigenschappen bij welke medicatie groep
binding van maagzuur > naar water en Co2
remming aanmaak van zuur
oa. stimuleren aanmaak mucus in de maag
werk direct na inname, maar duur maar kort
duurt even voordat het werkt, maar werking houdt 1-2 dagen aan.
wordt alleen bij uitzondering gebruikt

Slide 3 - Drag question

timer
1:00
Leefstijl adviezen
bij dyspepsie

Slide 4 - Mind map

Wat is het nadeel/gevaar/probleem van de losse verkoop van maagtabletten bij de drogist?
A
dan verdient de apotheek er niks aan
B
negatief effect op absorptie van voedingsmiddelen
C
negatief effect op absorptie van andere medicatie
D
de doseringen zijn daar te laag > subtherapeutisch effect.

Slide 5 - Quiz

antihistaminica
dopamine antagonist
5-HT3- antagonist
Welke eigenschappen bij welke medicatie groep
bij reisziekte en zwangerschap
Bij algemene misselijkheid en migraine
Bij: lastig te behandelen, chemotherapie, 2e deel zwangerschap. 
Bijwerking: soms sufheid, 
bij overdosering ernstige bijwerkingen
bijwerking: slaperig, parkinsonachtige verschijnselen, hartritmestoornissen. 
bijwerkingen: hoofdpijn, maag-darmklachten, leverafwijkingen, hartritme probleem

Slide 6 - Drag question

Waarom helpt het niet om bij reisziekte een 5-HT3 (serotonine) antagonist te geven tegen misselijkheid?
Wat moet je wel geven?

Slide 7 - Open question

zwelmiddelen
vochtaantrekkende middelen
stimulerende middelen
Welke eigenschappen bij welke medicatie groep
glijmiddelen
zachtere poep en volume vergrotend
zachtere poep, volume vergrotend
chemische prikkeling darmwand + volume vergrotend
Vb: volcolon, psylliuzaad
Vb: movicolon, importal, lactulose, Kleanprep
colex klysma
chemische prikkeling darmwand
bisacodyl, senna's, dulcolax

Slide 8 - Drag question

Van dit laxeermiddel, wordt je urine soms rood
A
Movicolon
B
dulcolax
C
Sennosoiden
D
lactulose

Slide 9 - Quiz

Welke bijwerkingen kunnen ontstaan bij ALLE laxeermiddelen?
A
diarree, braken, boeren/winden
B
Lui worden van de darmwand
C
verstoorde zoutbalans
D
obstipatie

Slide 10 - Quiz

Waar moet je EXTRA op letten als je zorgvragers zwelmiddelen of vochtaantrekkende middelen geeft tegen obstipatie?

Slide 11 - Open question

ORS
Loperamide
Welke uitspraak hoort bij welke medicatie groep
Doel: tegengaan van dehydratie bij diarree/braken
vertraagt darm passage + verhoogde tonus van anale sfincter
Opletten: niet mengen met andere vloeistoffen dan  water
Nooit geven: bij koorts of bloedige diarree
Opletten: door de glucose erin, kan diabetes ontregelen
Opletten: nooit langer dan 14 dagen gebruiken

Slide 12 - Drag question

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

Bij deze aandoening is er sprake van een te snel werkende schildklier
A
hypothyreoidie
B
hyperthyreoidie

Slide 23 - Quiz

Stelling: bij de aanmaak van schildklierhormoon is een calcium een belangrijk compoment
A
waar
B
niet waar

Slide 24 - Quiz

INSTINKER!. GOED LEZEN: Patient met hyperthyreoidie krijgt strumazol. Zij is 6 weken geleden gestart. moet zij nu gecontroleerd worden op bloedglucosespiegel?
A
ja, want de strumazol heeft nu een maximaal effect, mits de juiste spiegel is bereikt
B
Nee want bij strumazol is het effect niet afhankelijk van de bloedspiegel.
C
nee want bij strumazol is er geen effect op de bloedglucose spiegel.
D
Ja, want de bloedglucosespiegel kan als bijwerking nu afwijkend zij.

Slide 25 - Quiz

Slide 26 - Slide

bisfosfonaten

Slide 27 - Slide

Slide 28 - Slide

Welke van onderstaande middelen, heeft osteoporose als bijwerking op lange termijn
A
Prednison
B
Euthyrax
C
Methotrexaat
D
Augmentin

Slide 29 - Quiz

Slide 30 - Slide

Slide 31 - Slide

Slide 32 - Slide

Slide 33 - Slide

Slide 34 - Slide

Slide 35 - Slide

Slide 36 - Slide

Slide 37 - Slide

Slide 38 - Slide

Slide 39 - Slide

Patient, 35 jaar, bekend met diabetes type 1. Glucose waarde 23 mmol/L. De arts zegt: spuit 10 EH extra. Van welk van de onderstaande middelen bedoeld de arts?
A
Levemir
B
Novorapid
C
Metformine
D
Lantus

Slide 40 - Quiz

Patient, 35 jaar, bekend met diabetes type 1. Glucose waarde 23 mmol/L. Wat is nu de juiste stap.
A
Veel water laten drinken
B
Glucagon injectie
C
Antidiabetes tablet
D
insuline

Slide 41 - Quiz

Patient, 66 jaar. Spuit om 8.00 am uur 10EH Novorapid. vlak voor de lunch om 12.30 krijgt zij ineens braken en diarree en zij wil niet eten. EN op de medicatie lijst staat 6 EH novorapid gepland.
Welke uitspraak hieronder is waar?
A
Geen acuut probleem, de novorapid is al uitgewerkt. De volgende gift moet je echter niet geven.
B
Acuut probleem, want haar bloedglucose zal hierdoor fors stijgen.
C
Acuut probleem, want haar bloedglucose zal hierdoor fors dalen
D
Geen acuut probleem, de novorpaid is al uitgewerkt. EN ze kan gewoon haar volgende novorapid krijgen.

Slide 42 - Quiz

Patient, 45 jaar. Heeft in de avond 23.00 uur 20EH lantus gespoten. Rond 6 uur in de ochtend wordt zij wakker met met braken en diarree en zij wil niet eten. Dit houdt de hele dag aan.
Wat betekent dit voor haar diabetes en bloedglucosewaarde?
A
Zij zal nu hogere bloedglucose waarden hebben de rest van de dag. extra controles en insuline gewenst.
B
Zij zal nu lagere bloedglucose waarden hebben de rest van de dag. Extra controles gewenst.
C
De lantus is inmiddels uitgewerkt, dus dat levert geen acuut probleem op.
D
De lantus is om 11.00 uur am uitgewerkt, tot die tijd moet gecheckt worden op lagere glucose.

Slide 43 - Quiz

Slide 44 - Slide