5vwo dinsdag 21 september

¡Buenos días!
Patagonia, Chile/Argentina
1 / 41
next
Slide 1: Slide
SpaansMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 41 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 40 min

Items in this lesson

¡Buenos días!
Patagonia, Chile/Argentina

Slide 1 - Slide

¿Qué hacemos hoy?
  • Nakijken oefening imperfecto/ indefindo  
  • Uitleg meewerkend voorwerp/
  • lijdend voorwerp/ meewerkend
 als persoonlijk voornaamwoord
  • ¿Preguntas?

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Bijv:

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

signaalwoorden indefinido
Voorbeelden van signaalwoorden indefinido
  • ayer = gisteren
  • anteayer = eergisteren
  • anoche = gisteravond
  • la semana pasada/el mes pasado/el año pasado = vorige week/maand/jaar
  • el viernes (pasado) = vrijdag, afgelopen vrijdag
  • hace una semana = een week geleden
  • en 2002 = in 2002


Slide 10 - Slide

signaalwoorden imperfecto
Voorbeelden van signaalwoorden imperfecto:
  • antes = vroeger
  • cada día/semana/mes/año = elke dag/week/maand/jaar
  • todos los días = elke dag
  • siempre = altijd
  • normalmente = normaal gesproken
  • en los años '80 = in de jaren '80
  • cuando tenía... años = toen ik ... jaar oud was
  • cuando era pequeño/a = toen ik klein was

Slide 11 - Slide

La teoría del huevo frito :

Slide 12 - Slide

Verleden tijden
- De indefinido / imperfecto zijn allemaal verleden tijden


- De volgende dia's gaan over het welke methode je kunt toepassen om te bepalen  wanneer moet je nu welke tijd moet gebruiken?

Slide 13 - Slide

Manier 1 + 2
Manier 1  Signaalwoord
gisteren                        (duidelijk begin en duidelijk eind: 00.00 uur en 23.59 uur) = INDEFINIDO
toen ik klein was        (géén duidelijk begin en eind)                                                     = IMPERFECTO


Manier 2 Vraag stellen (bij kiezen tussen indefinido/imperfecto)
Was het er al?                = IMPERFECTO
Gebeurde het?               = INDEFINIDO



Slide 14 - Slide

Signaalwoorden (manier 1)

Slide 15 - Slide

Vraag stellen (manier 2)

Slide 16 - Slide

Naast dat je aan signaalwoorden kunt zien welke tijd je moet gebruiken, kun je ook de volgende vraag stellen:

Was het er al? = imperfecto (achtergrond)
Gebeurde het? = indefinido (acties)


Let op: 'cuando' kan zowel imperfecto als indefinido zijn. 

Slide 17 - Slide

imperfecto/indefinido?
Hoe was de situatie? 


Imperfecto 


Wat gebeurde er? 


Indefinido


Caperucita pensaba en su abuela cuando encontró al lobo.

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

uitleg invuloefening definido imperfecto deel 1 

Slide 20 - Slide

uitleg invuloefening definido imperfecto deel 2 

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

Het lijdend voorwerp als persoonlijk voornaamwoord

Slide 23 - Slide

El objeto directo
Wat is een lijdend voorwerp?



ej. Compro un libro para Juan.
het antwoord op de vraag wie of wat + persoonsvorm
el libro = het lijdend voorwerp

Slide 24 - Slide

Het lijdend voorwerp als persoonlijk voornaamwoord.
Net als in het Nederlands kan je het lijdend voorwerp vervangen door een persoonlijk voornaamwoord. 
Ik koop een boek voor Juan. - Ik koop het voor Juan. 
Compro un libro para Juan.  - Lo compro para Juan.

Slide 25 - Slide

Bij de mannelijke vorm van het persoonlijk voornaamwoord als lijdend voorwerp in de derde persoon wordt ook vaak le gebruikt: 
Juan saluda a la dependienta, pero ella no lo/le ve.
Juan groet de verkooptster, maar zij ziet hem niet.

Slide 26 - Slide

Los pronombres de objeto directo
                      mannelijk          vrouwelijk
enkelv.               lo                           la
meerv.               los                         las

Slide 27 - Slide

Slide 28 - Slide

Plaats van de persoonlijke voornaamwoorden. 
- De persoonlijke voornaamwoorden staan voor de persoonsvorm
vb:  Uso todos los días el ordenador. - Lo uso todos los días. 
- Als er een infinitief in de zin staat kan het persoonlijk voornaamwoord voor de persoonsvorm komen te staan.
vb: Voy a comprar un libro. -  Lo voy a comprar.
of achter de infinitief. Let op: het moet er dan aan vast geschreven worden!!!
vb: Voy a comprar un libro. - Voy a comprarlo.

Slide 29 - Slide

Slide 30 - Slide

Slide 31 - Slide

Slide 32 - Slide

Slide 33 - Slide

Slide 34 - Slide

Slide 35 - Slide

MV en LV
MV       LV
me        me
te         te
 (se) le        lo/la
nos       nos
os        os
(se) les         los/las

Slide 36 - Slide

Slide 37 - Slide

Slide 38 - Slide

Slide 39 - Slide

Lo wordt gebruikt om een mannelijk persoon en zaak te vervangen.
La wordt gebruikt om een vrouwelijk persoon en zaak te vervangen.
Le (bij voorkeur) wordt gebruikt om de u vorm van een mannelijke persoon te vervangen.
La wordt gebruikt om de u vorm van een vrouwelijke persoon te vervangen.



1)¿No compras el periódico? Koop je de krant niet?
No hoy no ____ compro. Nee, vandaag koop ik hem niet.
2) ¿Ya has invitado a Martín? Heb je Martin al uitgenodigd?
 No, no ______he invitado todavía. Nee ik heb hem nog niet uitgenodigd.
3) ¿Has visto a Eva? Heb je Eva gezien?
Sí, _________he visto en el mercado. Ja ik heb haar op de markt gezien.

Slide 40 - Slide

Los wordt gebruikt om mannelijk personen en zaken te vervangen.
Las wordt gebruikt om vrouwelijk personen en zaken te vervangen.
Les (bij voorkeur) wordt gebruikt om de u vorm van mannelijke personen te vervangen.
Las wordt gebruikt om de u vorm van vrouwelijke personen te vervangen.



1)¿No compras el periódico? Koop je de krant niet?
No hoy no ____ compro. Nee, vandaag koop ik hem niet.
2) ¿Ya has invitado a Martín? Heb je Martin al uitgenodigd?
 No, no ______he invitado todavía. Nee ik heb hem nog niet uitgenodigd.
3) ¿Has visto a Eva? Heb je Eva gezien?
Sí, _________he visto en el mercado. Ja ik heb haar op de markt gezien.

Slide 41 - Slide