Zelfstandig naamwoord in het meervoud

LEERDOELEN
Ik kan het meervoud van zelfstandige naamwoorden spellen.

1 / 36
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

This lesson contains 36 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

LEERDOELEN
Ik kan het meervoud van zelfstandige naamwoorden spellen.

Slide 1 - Slide

Wat is een zelfstandig naamwoord?

Slide 2 - Mind map

ENKELVOUD EN MEERVOUD

Zelfstandige naamwoorden kunnen in het

enkelvoud en in het meervoud staan


enkelvoud = één stoel en één bank

meervoud = twee stoelen en twee banken

Slide 3 - Slide

MEERVOUDEN

Veel zelfstandige naamwoorden hebben meervoud op -en


lamp - lampen

mes - messen

weg - wegen

kaas - kazen

Slide 4 - Slide

1. MEERVOUD op -en
Vaak hoef je alleen maar -en achter het woord te zetten

lamp + en = lampen

boer + en = boeren

dans + en = dansen

lot + en = loten

Slide 5 - Slide

2. MEERVOUD op -en

Soms moet je tegelijk de laatste letter verdubbelen,

want je hoort een korte klank

klas + s + en = klassen

bak + k + en = bakken

bed + d + en = bedden

Slide 6 - Slide

3. MEERVOUD op -en

Soms moet je tegelijk een a, e, o of u weghalen,

want je hoort een lange klank

schaar - a + en = scharen

been - e + en = benen

sloot - o + en = sloten

Slide 7 - Slide

4. MEERVOUD op -en

Soms moet je tegelijk een -f veranderen in een -v

raaf + f/v + en = raven

brief + f/v + en = brieven

golf + f/v + en = golven

Slide 8 - Slide

5. MEERVOUD op -en

Soms moet je tegelijk een -s veranderen in een -z

baas + s/z + en = bazen

huis + s/z + en = huizen

mees + s/z + en = mezen

Slide 9 - Slide

5. MEERVOUD op -en

Soms moet je tegelijk een -s veranderen in een -z

baas + s/z + en = bazen

huis + s/z + en = huizen

mees + s/z + en = mezen

Slide 10 - Slide

MEERVOUDEN

op

- s en 's

-S = vaste s

'S = apostrof s

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Video

Wanneer maak je meervouden met 's?

Slide 13 - Open question

Welk ezelsbruggetje helpt je onthouden of je 's moet gebruiken?
A
JY mAg grAAg Y 's
B
JY hOUd vAn Y 's
C
Ik mAg gEEn Y 's
D
Ik hOU vAn Y 's

Slide 14 - Quiz

Slide 15 - Slide

Wat is goed?
A
geintjes
B
geintje's

Slide 16 - Quiz

Wat is goed?
A
cameras
B
camera's

Slide 17 - Quiz

Wat is goed?
A
machines
B
machine's

Slide 18 - Quiz

Wat is goed?
A
kabels
B
kabel's

Slide 19 - Quiz

Wat is goed?
A
rallys
B
rally's

Slide 20 - Quiz

Wat is goed?
A
garages
B
garage's

Slide 21 - Quiz

Wat is goed?
A
solos
B
solo's

Slide 22 - Quiz

Wat is goed?
A
menus
B
menu's

Slide 23 - Quiz

Wat is het meervoud van
OLIFANT
A
olifantjes
B
olifantje
C
olifanten
D
olifantten

Slide 24 - Quiz

Wat is het het meervoud van salto?
A
salto's
B
saltos
C
saltoos
D
saltoo's

Slide 25 - Quiz

Wat is het meervoud van
KAAS
A
kaazen
B
kazen
C
kaasen
D
kasen

Slide 26 - Quiz

Wat is het meervoud van
KOEKENPAN
A
pannenkoek
B
pannenkoeken
C
koekenpannen
D
koekenpanen

Slide 27 - Quiz

Wat is het meervoud van
mees
A
meesen
B
mezen
C
meezen
D
mesen

Slide 28 - Quiz

Wat is het meervoud van prestatie?
A
prestatie's
B
prestaties

Slide 29 - Quiz

Wat is het meervoud van pony?
A
ponys
B
ponies
C
pony's
D
ponie's

Slide 30 - Quiz

Wat is het meervoud van
kip
A
kippen
B
kipen
C
kipjes
D
kippetjes

Slide 31 - Quiz

Wat is het meervoud van café
A
café's
B
cafees
C
cafés
D
caffees

Slide 32 - Quiz

Wat is het meervoud van hobby

Slide 33 - Open question

Wat is het meervoud van taxi
A
taxies
B
taxis
C
taxie's
D
taxi's

Slide 34 - Quiz

Kies het juiste meervoud
A
Jimmy's telefoon
B
Jimmys telefoon

Slide 35 - Quiz

Wat is het meervoud van etui
A
etuis
B
etui 's

Slide 36 - Quiz