5.4 Wat houd je over? - deel 1

Vak: Economie 
Hoofdstuk: 5.3 Belasting op shoppen? 
1.
Lesopening
2.
Lesdoel + Leergebiedoverstijgende doelen
3. 
Mini-check + arrangementen
4. 
Instructie 
5.
Begeleid inoefenen
6. 
Zelfstandig werken
7.
Evaluatie
1 / 23
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 40 min

Items in this lesson

Vak: Economie 
Hoofdstuk: 5.3 Belasting op shoppen? 
1.
Lesopening
2.
Lesdoel + Leergebiedoverstijgende doelen
3. 
Mini-check + arrangementen
4. 
Instructie 
5.
Begeleid inoefenen
6. 
Zelfstandig werken
7.
Evaluatie

Slide 1 - Slide

1. Lesopening
Pak je boek van economie op tafel en laat deze nog dicht op tafel liggen. 


Huiswerk controle:
5.3 opdracht 47 t/m 52

Slide 2 - Slide

2. Lesdoelen
Aan het einde van de les: 
- Weet je wat er wordt bedoeld met de inkoopwaarde?
- Kun je de brutowinst berekenen?
- Weet je wat bedrijfskosten zijn?

Slide 3 - Slide

3. Arrangementen
- Verdiept: kijk of je zelfstandig aan de slag kunt of dat je mee wil doen aan de instructie na het benoemen van de lesdoelen en het lezen van de theorie. 
Jochem & Jessica

- Basis: doe mee aan de mini-check. Alles goed? Zelfstandig aan de slag. Niet alles goed? Instructie volgen, daarna aan de slag. 
Jaysen, Jamie, Krystian & Gijs

- Intensief: doe mee aan de mini-check. Instructie volgen, kom aan de groepstafel zitten. 
Niek

Slide 4 - Slide

Verdiept arrangement:
Verdiept: Jochem & Jessica

Huiswerk noteren + maken:
les: 5.4 deel 1
opdr: 53 t/m 58
blz: 142/143

Slide 5 - Slide

Mini-check
Leerlingen in het basis en intensief arrangement doen mee met de mini-check. 

Slide 6 - Slide

Wat is inkoopwaarde?
A
Het verschil tussen de omzet en de inkoopwaarde
B
Het totale bedrag dat een winkelier betaalt voor de inkoop van producten.
C
De winst die uiteindelijk overblijft nadat alle kosten zijn betaald
D
Het juiste antwoord staat er niet bij

Slide 7 - Quiz

Wat is brutowinst?
A
Het verschil tussen de omzet en de inkoopwaarde van de omzet
B
Het verschil tussen bedrijfskosten en nettowinst
C
Het verschil tussen nettowinst en nettoverlies
D
Het verschil tussen inkoopwaarde en brutowinst

Slide 8 - Quiz

Hoe bereken je de brutowinst?
A
Inkoopwaarde - Omzet
B
Omzet - bedrijfskosten
C
Omzet + Winst
D
Omzet - Inkoopwaarde

Slide 9 - Quiz

Wat is geen voorbeeld van bedrijfskosten
A
Huur
B
Loonkosten
C
De gasrekening
D
Inkoopkosten

Slide 10 - Quiz

Wie maakt wat:
3 vragen of meer goed? Ga zelfstandig aan de slag:
les 5.4 opdracht 53 t/m 58 op blz. 142/143.

De rest doet mee met de instructie.

Slide 11 - Slide

4. Instructie
Lees en kijk mee naar de volgende dia. 

Slide 12 - Slide

Inkoopwaarde
De inkoopwaarde is de prijs die je betaalt voor de inkoop van de producten/goederen.

-> Wanneer een winkel de ingekochte producten verkoopt, zorgt dat voor omzet / verkoopopbrengst.

Slide 13 - Slide

Brutowinst
Het geld dat je van klanten ontvangt (wanneer je iets verkoopt), is je verkoopopbrengst of omzet. Een deel van dat geld heb jij eerst al uitgegeven voor de inkoop van je producten.  

Brutowinst: het verschil tussen de omzet en de inkoopwaarde. 

Slide 14 - Slide

Brutowinst berekenen



Je hebt deze maand een omzet behaald van €24.800. De inkoopwaarde is €9.600. Bereken de brutowinst. 

De som die je maakt: 
€24.800 = €9.600 = €15.200

    omzet - inkoopwaarde = brutowinst

    Slide 15 - Slide

    Je hebt in één week €1.500 omzet behaald.
    De inkoopwaarde was €850. Bereken de brutowinst.
    brutowinst=omzetinkoopwaarde

    Slide 16 - Open question

    Bedrijfskosten
    De kosten om een winkel te laten functioneren

    Slide 17 - Slide

    Voorbeelden van bedrijfskosten

    Slide 18 - Slide

    5. Begeleid inoefenen
    Wie kan zelfstandig aan de slag (verdiept)(basis)?
    Jessica, Jochem, Jaysen, Jamie, Krystian & Gijs: jullie gaan zelfstandig les 5.4 opdracht 53 t/m 58 op blz. 142/143. Lees goed de stukjes tekst. 

    Wie heeft nog extra instructie/leeshulp nodig (intensief)?
    Niek (of had je alle vragen in de mini-check fout?): Wij maken samen opdracht 57 (zie volgende slide)

    Slide 19 - Slide

    57. Met de verkoop van kleding heb je deze week een omzet behaald van €6.843. De kleding heb je ingekocht voor €4.140. 

    a. Bereken je brutowinst. 

    b. Met de verkoop van accessoires heb je een omzet van €1.190 behaald. Dat leverde een brutowinst op van €720. 
    Bereken wat de inkoopwaarde van deze accessoires was. 

    57. Met de verkoop van kleding heb je deze week een omzet behaald van €6.843. De kleding heb je ingekocht voor €4.140. 

    a. Bereken je brutowinst. 

    b. Met de verkoop van accessoires heb je een omzet van €1.190 behaald. Dat leverde een brutowinst op van €720. 
    Bereken wat de inkoopwaarde van deze accessoires was. 

    Slide 20 - Slide

    6. Zelfstandig werken
    Je leest de blauwe & groene stukjes tekst. 
    Je maakt zelfstandig 5.4 opdracht 53 t/m 58 op blz. 142/143.


    Ben je klaar?
    1. Nakijken en verbeteren
    2. Herhalingsopdrachten 5.4 op blz. 151
    3. Begrippen leren paragraaf 5.4

     
    timer
    1:00

    Slide 21 - Slide

    7. Evaluatie
    Hoe ging de les?
    Zijn er nog opdrachten waar je moeite mee hebt?

    Lesdoelen: 
    - Weet je wat er wordt bedoeld met de inkoopwaarde?
    - Kun je de brutowinst berekenen?
    - Weet je wat bedrijfskosten zijn?

    Slide 22 - Slide

    8. Huiswerk en toetsen
    Huiswerk:
    Dinsdag 27 februari
    5.4 opdracht 53 t/m 58
    Toetsen:
    Donderdag 29 februari
    SO begrippen H5.

    Slide 23 - Slide