week 20 les 1 repaso

• Spaans
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 1

Hoy es: jueves, 17 de mayo

¿Qué vamos a hacer?

• Repetir descripción de carácter
• Repetir pronombres posesivos
• Repetir los colores
• Vocabulario de la ropa

simpático

divertido

trabajador

abierto

amable

tener hambre

tener calor

tener fío

vago

maleducado

tener sed

tímido

aburrido

antipático

carácter

ser simpático/a

ser divertido/a

ser trabajador/trabajadora

ser abierto/a

ser amable

ser hablador/habladora

ser inteligente

ser antipático/a

ser aburrido/a

ser vago/a

ser tímido/a

ser maleducado/a

estado físico

tener hambre

tener sed

tener calor

tener fío

tener sueño

welke Spaanse bezittelijke voornaamwoorden heb je geleerd?

Bezittelijk vnw. enkelvoud

mi (mijn)                               

tu (jouw)                                   

su (zijn/haar/uw)                          

nuestro/nuestra (ons/onze)

vuestro/vuestra (jullie)

su (hun/uw)

Bezittelijk vnw. meervoud

mis (mijn)

tus (jouw)

sus (zijn/haar/uw)

nuestros/nuestras (onze)

vuestros/vuestras (jullie)

sus (hun/uw)

Gebruik bezittelijk vnw.

Wanneer verandert nuestro in nuestra en vuestro in vuestra?

Wanneer staat het bezittelijk voornaamwoord in het meervoud?

Als het bezittelijk voornaamwoord wat erachter staat vrouwelijk is. 

Als het bezit, dus het woord wat erachter staat meervoud is. 

(mijn) libro

(ons) casa

(jouw) padres

(haar) abuela

(hun) hijos

(jullie) hermanas

amarillo

verde

azul

blanco

naranja

rojo

negro

marrón

Libro de alumno

página: 55

Bekijk de kledingstukken en hun namen en maak daarna opdracht 6.

¿Qué tal?

Ging het goed? ¡ Muy bien! 

Ging het minder goed?

 

Bekijk de planner. Welke leerdoelen hebben nog aandacht nodig? Heb je alle oefeningen gemaakt?

Describir una persona de la clase.

Trabaja en grupos de cuatro. 

Haz descipciones de una persona de la clase.

Describe:

 - aspecto físico

- carácter

- la ropa