2HV - Unidad 3 - online les 1

1 / 16
next
Slide 1: Slide
SpaansMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Clase de español 2HV
Programa de la clase:
1) Repaso
2) Cosas prácticas
3) a trabajar

Slide 2 - Slide

Wat weet je nog?
Noteer zoveel mogelijk Spaanse woorden
over het uiterlijk. Probeer niet af te kijken ;)

Slide 3 - Mind map

Slide 4 - Slide

Welk werkwoord gebruiken we bij woorden als barba, bigote, gafas, coleta.
A
llevar
B
llevar y ser
C
ser
D
ser y tener

Slide 5 - Quiz

Kies de juiste vertaling van de zin:
- Wij dragen brillen.
A
Llevan gafas.
B
Llevamos gafas.
C
Lleváis gafas.
D
Llevo gafas.

Slide 6 - Quiz

Kies de juiste vertaling van de zin:
- Zij is lang en heeft bruine ogen.
A
Es larga y lleva ojos marrones.
B
Tiene alta y ojos marrones.
C
Es alta y tiene los ojos marrones.
D
Es alta y tiene marrones los ojos.

Slide 7 - Quiz

Wat is de fout in de volgende zin:
¿Vuestro abuelos son simpáticos?
A
vuestro
B
son
C
simpáticos

Slide 8 - Quiz

Soy
Tiene
es
Son
tengo
Yo ....... la profesora
Sandra ..... doce años
Mi asignatura favorita ... español 
Los chicos .... guapos
Mañana yo .... clase de inglés

Slide 9 - Drag question

Vul aan:
El hermano de tu madre es tu.....
A
abuelo
B
tío
C
nieto
D
padre

Slide 10 - Quiz

Vul aan:
La madre de tu padre es tu ....
A
hermana
B
prima
C
abuela
D
tía

Slide 11 - Quiz

Hoe zeg je in het Spaans:
Zij is blond.
A
Ella es rubia.
B
Ella es rubio.

Slide 12 - Quiz

Bezittelijk voornaamwoord
Geeft aan dat iets van "mijn/jouw/haar/etc" is.

Oftewel, een bezittelijk voornaamwoord geeft een BEZIT aan. In het Spaans krijgt het bez. vnw dezelfde vorm als het zelfstandig naamwoord (zie tabel)

vb. Zullen we met MIJN poppen gaan spelen of met JOUW bal?

Let op:
Tú - met accent = JIJ (pers vnw)
Tu - zonder accent = JOUW (bez vnw)





Slide 13 - Slide

Het bezittelijk voornaamwoord
Het bezittelijk voornaamwoord krijgt dezelfde vorm als het zelfst naamw waar het bij hoort:
* mis amigos
* vuestra casa
Het bezittelijk voornaamwoord - Spaans

Slide 14 - Slide

Ella tiene dos hermanas. Son .................. hermanas.
Tú tienes un teléfono móvil. Es ........teléfono móvil.
Él tiene dos perros. Son.......perros.
Nosotros tenemos una casa en la playa. Es.........casa.
Julia y tú tenéis muchos amigos. Son ........amigos.
Yo tengo dos tíos. Son ..... tíos.
nuestros
su
vuestra
mis
vuestros
nuestra
sus
tu
sus

Slide 15 - Drag question

Sleep de woorden met tegenovergestelde betekenis naar elkaar. De groene woorden kun je slepen.
trabajador
ordenado
sincero
alto
aburrido
vago
desordenado
bajo
mentiroso
divertido

Slide 16 - Drag question