2tl hfd 2 Hoofdletters & leestekens (3)

H 2 Hoofdletters en leestekens 
Hoofdstuk 2
Hoofdletters & leestekens
1 / 16
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

H 2 Hoofdletters en leestekens 
Hoofdstuk 2
Hoofdletters & leestekens

Slide 1 - Slide

Leerdoelen
  • je weet wanneer je een komma moet plaatsen
  • je weet waarom het plaatsen van komma's belangrijk is 

Slide 2 - Slide

Betekenisverandering
Hij is knap, eigenwijs en sportief
Hij is knap eigenwijs en sportief
Ik houd van mijn familie, koken en lezen
Ik houd van mijn familie koken en lezen
Onschuldig is hij, niet doodschieten!
Onschuldig is hij niet, doodschieten!
Waar eten we, oma?
Waar eten we oma?
Red Jan, niet hij is is de dader!
Red Jan niet, hij is de dader!

Slide 3 - Slide

Tekst.       Maar zo dus niet: 

hallo allemaal welkom bij het onderdeel spelling hoofdletters en leestekens je leert wanneer je een hoofdletter moet plaatsen en wanneer je leestekens moet gebruiken zoals je ziet mist dit hele stuk hoofdletters en punten wat vind jij daarvan leest het makkelijk of leest het juist moeilijk leestekens en
hoofdletters zijn er voor om teksten makkelijker te kunnen lezen dus hoe het hier staat is natuurlijk helemaal fout maar hoe moet het dan wel wanneer plaats je een hoofdletter


Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Schrijf over. Zet hoofdletters en leestekens waar dat moet.

als het pijn doet geef je maar een gil

Slide 6 - Open question

Schrijf over. Zet hoofdletters en leestekens waar dat moet.
Levi wil je die bak met potloden aangeven

Slide 7 - Open question

Schrijf over. Zet hoofdletters en leestekens waar dat moet.

ik blijf vandaag thuis omdat ik schoolziek ben

Slide 8 - Open question

Schrijf over. Zet hoofdletters en leestekens waar dat moet.

mieke heeft veel dieren kippen schapen en honden

Slide 9 - Open question

GELEERD

HOOFDLETTERS  EN LEESTEKENS

- je weet wanneer je hoofdletters gebruikt

- je kan punten , vraagtekens en uitroeptekens gebruiken

Slide 10 - Slide

Goed of fout?
In Januari is het winter.
A
goed
B
fout

Slide 11 - Quiz

Goed of fout?
Noord-Holland
A
goed
B
fout

Slide 12 - Quiz

Welk leesteken hoort er achter de zin?
Vind jij leestekens moeilijk

A
een punt
B
een uitroepteken
C
een vraagteken
D
niets

Slide 13 - Quiz

maarten riep wat kun je hard rennen kees
verbeter

Slide 14 - Open question

Juist of onjuist:
Janine zei: 'Wat een leuke jongen.'
A
Juist
B
Onjuist

Slide 15 - Quiz

Maken cursus 7 spelling van paragraaf 2
Opdracht 1 tm 5 hoofdletters en leestekens
blz 230

Slide 16 - Slide