Lezen H4 - Gymnasium 2

leesvaardigheid H4
1 / 28
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

leesvaardigheid H4

Slide 1 - Slide

Programma deze les
- 20 min. lezen
- Quiz theorie leesvaardigheid
- Uitleg H4 Lezen: feiten, meningen, argumenten
- Leesvaardigheid oefenen; opsplitsen in groepen
- Bespreken opdrachten

Slide 2 - Slide

Leerdoelen
  • Ik kan onderscheid maken tussen een standpunt, feit en een argument.
  • Ik kan tekstverbanden herkennen aan de hand van signaalwoorden.

Slide 3 - Slide

Quiz
Maak de volgende quizvragen over de theorie van leesvaardigheid. 

Slide 4 - Slide

Hoe verschillen onderwerp en hoofdgedachte van een tekst van elkaar?

Slide 5 - Open question


Wat is een tekstverband?
A
Het belangrijkste wat in de tekst over het onderwerp wordt gezegd.
B
Het belangrijkste in een alinea.
C
De samenhang tussen woorden, zinnen of alinea's.
D
Relaties tussen verschillende delen van de tekst.

Slide 6 - Quiz

welke signaalwoorden geven een vergelijkend verband aan?
A
net als, tenzij, indien
B
net als, zoals, eveneens
C
net als, tenzij, om kort te gaan
D
net als, tenzij, aldus

Slide 7 - Quiz

Bij een doel-middelverband horen de volgende signaalwoorden...
A
kortom, samengevat, dus
B
opdat, zodat, om te, door middel van
C
omdat, daarom, dus
D
maar, echter, in tegenstelling tot

Slide 8 - Quiz

Tekstverbanden, het woord 'maar' hoort bij een .......tekstverband
A
opsommend
B
chronologisch (tijd)
C
tegenstellend
D
toelichtend

Slide 9 - Quiz

Welk tekstverband geeft het signaalwoord aan?
Sleep de signaalwoorden naar het goed tekstverband.
opsomming
tegenstelling
samenvatting
echter
maar
ook
samenvattend
daarnaast
kortom

Slide 10 - Drag question

Vroeger ging ik weleens schaatsen met mijn ouders, nu niet meer. 
Ik houd erg van muziek, bijvoorbeeld K-pop. 
Mijn vader is nu vaak thuis, maar mijn moeder gaat nog naar haar werk. 
Niet alleen puppy's zijn lief, maar ook kittens!
Tegenstellend verband
Toelichtend verband
Opsommend verband
Chronologisch verband

Slide 11 - Drag question

Wat weet je van feiten, meningen, argumenten?

Slide 12 - Mind map

Feiten, meningen, argumenten
- Feiten: zijn controleerbaar
Bijv: Het Paleis op de Dam staat in Amsterdam.
- Mening of standpunt: wat iemand van iets vindt. 
Signaalwoorden: ik vind, volgens mij, lijkt mij
- Argument: als iemand zegt waarom hij een bepaalde mening heeft
Signaalwoorden: omdat, namelijk, immers
Bijv: Je zou dat mooie jasje aan moeten doen (= mening), dat staat je namelijk geweldig! (= argument)

Slide 13 - Slide

Oefenen leesvaardigheid
Kies uit de volgende opdrachten: 

Maak opdracht 1, 2 en 3 van H4 Lezen
Of
Tekst + opdrachten: James Webb-telescoop
Of
Uitdagende opdracht: lees de tekst 'We leren (n)iets van de geschiedenis' en maak de bijbehorende opdrachten

Let op! Toets gaat over Lezen en Woordenschat H3+H4 (vergeet theorie niet te leren + de woordenlijst, zie ELO)

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Deze les
- 10 min. lezen 
- Terugblik
- Planning: vrijdag 20 mei toets Lezen H1-H6 + woordenschat H5-H6 (voor woordenlijst, zie ELO)
A.s. maandag formatief so

- H6 Lezen: Oefenen met leesvaardigheid 



Slide 16 - Slide

H6 Lezen: tekst en publiek
Hoe kan je zien voor wie een tekst bedoeld is?

Slide 17 - Slide

H6 Tekst en publiek
Een schrijver houdt altijd rekening met zijn publiek, anders bereikt hij zijn doel niet. 
- Onderwerp
- Bron
- Taalgebruik (jargon, of jongerenwoorden)
- Lay-out

Slide 18 - Slide

Aan de slag!
- Lezen H6: 
Maken: opdracht  2, 3, 4, 5

De eerste 10 min. werk je in stilte. 


Slide 19 - Slide

De opdracht
Je werkt in een groepje van 3 leerlingen. Je leest de tekst en maakt samen de opdrachten. Iedereen in de groep heeft een eigen taak.​​

1. Ga zitten in je groepje. Schuif tafels tegen elkaar aan.​
2. Bespreek kort met elkaar: taakverdeling 
3. Lees samen de tekst: moeilijke woorden onderstreep je, vragen/onduidelijkheden noteer je in de kantlijn.​ Markeer signaalwoorden. 
4. Maak de opdrachten --> iedereen noteert de antwoorden op zijn/haar eigen blad.​


Iedereen levert dus zijn/haar bijdrage in de groep. Iedereen is verantwoordelijk. ​

Slide 20 - Slide

Taakverdeling
1. Gespreksleider: beurten verdelen, vragen naar ieders mening, ervoor zorgen dat jullie bij de opdracht blijven.​
2. Beslisser: maakt beslissingen. Hakt knopen door. Voordat het definitieve antwoord wordt opgeschreven door iedereen, controleert de beslisser of iedereen het daarmee eens is. ​
3. Opzoeker: zoekt bepaalde woorden/vragen op bij onduidelijkheden.​


Slide 21 - Slide

Bespreken opdrachten
Korte klassikale bespreking opdrachten 1, 2, 3 H4 Lezen

Slide 22 - Slide


Feit, mening
of argument?


A
Feit
B
Mening
C
Argument

Slide 23 - Quiz

Feit, mening of argument?
De toets was lastiger dan ik had verwacht.

A
Feit
B
Mening
C
Argument

Slide 24 - Quiz

Feit, mening of argument?

Nederlands is het leukste vak op school.
A
Feit
B
Mening
C
Argument

Slide 25 - Quiz

Check lesdoelen
Schrijf een kort verhaaltje of 4 zinnen, waarin je de tekstverbanden verwerkt met een passend signaalwoord.

- doel-middelverband
- vergelijkend verband
- samenvattend verband

Slide 26 - Slide

Evaluatie les
Wat vonden jullie van de les via Lesson Up?
Hebben jullie tips/tops?

Slide 27 - Slide

Huiswerk:
Leren voor de toets! 

Lezen en Woordenschat H3 - H4
Woordenschat: theorie + woordenlijst
Lezen: theorie + alles wat je tot nu toe hebt geleerd




Slide 28 - Slide