Cursus 6 Formuleren - §5 Lastige verwijswoorden + §6 Trappen van vergelijking

Programma
  • Huiswerk nakijken
  • §5 Lastige verwijswoorden p.238-239
  • §6 Trappen van vergelijking p. 240 en 241
1 / 23
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Programma
  • Huiswerk nakijken
  • §5 Lastige verwijswoorden p.238-239
  • §6 Trappen van vergelijking p. 240 en 241

Slide 1 - Slide

Opdracht 1 p. 236
  • 1 (de) pelikanen
  • 2 ze
  • 3 hun
  • 4 (van) (de) pelikanen


Slide 2 - Slide

Opdracht 2 p. 237
  • 1 Je moet oppassen voor deze stier, want hij kan je opeens aanvallen.
  • 2 De familieleden kijken ernaar uit dat hun neef hen snel weer eens opzoekt.
  • 3 Noëlle luistert niet meer naar dit radioprogramma, omdat het haar verveelt.
  • 4 Dit poesje is vanmorgen komen aanlopen; geef jij het wat te drinken?
  • 5 Veel mensen zijn op zoek naar de ware liefde, maar zij komt altijd onverwacht.
  • 6 Hang dat gordijn even recht, want het hangt zo scheef.


Slide 3 - Slide

Opdracht 3 p. 237
  • 1 Traditiegetrouw stuurt de buurtvereniging al haar nieuwe leden een welkomstcadeau.
  • 2 Zou dit internetbedrijf zijn winst komend jaar opnieuw weten te verhogen?
  • 3 Hoewel de talenten van Ajax veelbelovend leken, waren hun prestaties teleurstellend.
  • 4 De schoenenwinkel stuurt zijn vaste klanten jaarlijks een kortingsbon.

Slide 4 - Slide

Opdracht 4 p. 237
Eigen antwoorden, bijvoorbeeld:
  • 1 Veel Nederlanders houden huisdieren en verzorgen ze goed.
  • 2 Het vernieuwde zwembad opent volgende week zijn deuren.
  • 3 De mediatheek maant haar leden aan om de boeken tijdig in te leveren.
  • 4 Vanavond zie ik enkele klasgenoten en met hen overleg ik over de opdracht.

Slide 5 - Slide

Opdracht 5 p. 237
  • 1 Ondanks de stromende regen gaven de demonstranten hun protest niet op.
  • 2 Tijn is gek op zijn smartwatch, waarmee hij altijd te koop loopt.
  • 3 Het boeit hem niet als je hem nadoet, want hij lacht gewoon mee.
  • 4 Zal zijn vriendin hem verrassen, omdat hij haar onlangs ook heeft verrast?


Slide 6 - Slide

§5 Lastige verwijswoorden
  • Hen of hun?
  • Dat of wat?
  • Daar/Waar + voorzetsel of voorzetsel + wie?


Slide 7 - Slide

Hen, hun 
  • Je gebruikt het woord ‘hun’ als meewerkend voorwerp:

  • Ik geef hun morgen een cadeau.

Slide 8 - Slide

Hen, hun 
  • Je gebruikt het woord ‘hen’ als lijdend voorwerp of na een voorzetsel:

  • We nodigen hen uit om te komen eten.
  • Ik geef aan hen morgen een cadeau.
  • Dit is iets tussen hen.

Slide 9 - Slide

Hen, hun 
Niet geaccepteerd is het gebruik van ‘hun’ als onderwerp of als lijdend voorwerp:

Hun zijn moe en gaan dus snel naar bed.
We nodigen hun uit om te komen eten.

Slide 10 - Slide

Opdracht 1 p. 238
  • 1 De sportschool geeft gratis een proefles kickboksen aan hen die dat willen. (mv met vz)
  • 2 Zodra de muzikanten het slotakkoord speelden, gaf het publiek hun een daverend applaus. (mv zonder vz)
  • 3 Helaas gaan de buren verhuizen, maar we zullen hen zeker niet vergeten. (lv)
  • 4 Toen de dakloze hun een daklozenkrant wilde overhandigen, liepen de voorbijgangers gewoon door. (mv zonder vz)

Slide 11 - Slide

dat of wat?

Slide 12 - Slide

dat of wat

  • Je gebruikt wat als je verwijst naar:
  • - dat, datgene (dat wat, datgene wat)
  • - alles, iets, niets, het enige (alles wat, het enige wat)
  • - overtreffende trap (het mooiste wat, het gezondste wat)
  • - een hele zin (Jari sport vrijwel nooit, wat slecht is voor zijn conditie)

Slide 13 - Slide

Opdracht 2 p. 239
1 a Wat is het allerleukste dat / wat jij hebt gedaan tijdens je vakantie op Corsica?
b Ergeren jullie je ook zo aan het autoalarm dat / wat steeds afgaat?
c In deze brochure vind je alles dat / wat je moet weten over wadlopen.
d De vulkaan begon te grommen, dat / wat leidde tot paniek bij de dorpsbewoners.
2 a Wat is het allerleukste wat jij hebt gedaan tijdens je vakantie op Corsica?
b Ergeren jullie je ook zo aan het autoalarm dat steeds afgaat?
c In deze brochure vind je alles wat je moet weten over wadlopen.
d De vulkaan begon te grommen, wat leidde tot paniek bij de dorpsbewoners.

Slide 14 - Slide

waar + voorzetsel  of voorzetsel + wie

Slide 15 - Slide

daar/waar + voorzetsel

  • bij dieren en dingen



  • Het boek waarover je laatst vertelde, heb ik inmiddels gelezen

Slide 16 - Slide

voorzetsel + wie

  • bij mensen



  • De klasgenote met wie ik het liefst samenwerk, heet Petra

Slide 17 - Slide

Open je chromebook!
Ga naar LessonUp en doe mee!

Slide 18 - Slide

Mijn neef, ... ik gisteren geskypet heb, is vandaag jarig.
A
waarmee
B
met wie

Slide 19 - Quiz

De kat, ... ik woensdag naar de dierenarts ging, is gecastreerd
A
waarmee
B
met wie

Slide 20 - Quiz

De film, ... ik je laatst vertelde, staat nu ook op Netflix.
A
over wie
B
waarover

Slide 21 - Quiz

En dan nu alles door elkaar! 
Even kijken of je het begrepen hebt. In deze oefening gebruiken we alle verwijswoorden door elkaar. Ook die uit eerdere hoofdstukken! 

Slide 22 - Slide

maken
Hoofdstuk 6
Lastige verwijswoorden
Alle opdrachten online maken

Slide 23 - Slide