HV2 Formuleren: herhaling leerjaar 1 (tweede deel)

• Nederlands
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 2

HV2 Formuleren: herhaling leerjaar 1 (tweede deel)

Inhoud les (herhaling leerjaar 1):

- Verwijzen met persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden

- Lastige verwijswoorden

- Trappen van vergelijking 

Verwijzen met persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden

Je moet oppassen voor deze stier, want .....
kan je opeens aanvallen.

(Zoek op internet het woordgeslacht op)

1. hij
2. zij
3. het

Veel mensen zijn op zoek naar de ware liefde, maar ....
komt altijd onverwacht.

1. hij
2. zij
3. het

Zou dit internetbedrijf ....
winst komend jaar opnieuw weten te verhogen?

1. zijn
2. haar
3. hun

Als het gezang van Oscar je niet aanstaat, kun je ... vragen of hij .....
niet meer wil laten horen.
(kies uit: hij, zij, ze, hem, haar, zijn, het, hun, dit, dat, die, deze)

We hebben de televisie weggedaan, omdat .... toch niet meer gebruikt wordt.
(kies uit: hij, zij, ze, hem, haar, zijn, het, hun, dit, dat, die, deze)

Lastige verwijswoorden

Hen of hun? 

Dat of wat? 

Daar/Waar+voorzetsel of voorzetsel + wie?

Hen of hun?

Je gebruikt het verwijswoord hen als lijdend voorwerp (lv) en na een voorzetsel (vz). Het verwijswoord hun gebruik je als meewerkend voorwerp (mv) zonder voorzetsel.

– Omdat twee leerlingen het huiswerk niet hadden gemaakt, gaf de docente hun (mv) een onverwachte overhoring. Ze riep hen (lv) naar voren.

Kies: hen (lv) of hun (mv)?

De sportschool geeft gratis een proefles kickboksen aan
..... die dat willen.

Wat is het allerleukste .... jij hebt gedaan tijdens je vakantie op Corsica?

1. dat
2. wat

Ergeren jullie je ook zo aan het autoalarm ... steeds afgaat?

1. dat
2. wat

Daar/Waar+voorzetsel of voorzetsel + wie?

Je gebruikt daar/waar+voorzetsel (daarmee, waarover, waarvan enzovoort) als je verwijst naar dieren en dingen.

– Het filmfestival waarvoor ik kaartjes heb gekocht, gaat niet door.

Je gebruikt voorzetsel + wie (met wie, over wie enzovoort) als je verwijst naar mensen.

– De vriendin met wie ik tennis, is helaas geblesseerd.

Het maatje .....
Dirk altijd trainde, heeft een prijs gewonnen met gewichtheffen.

1. met wie
2. waarmee

Laatste onderdeel: trappen van vergelijking

Stellende (mooi) - vergrotende (mooier) - overtreffende (mooist)

Eindigt het woord al op -st of -sch, dan komt er 'meest' voor: 

meest allergisch 

Als mij/ dan ik

Het is NOOIT 'als mij'.... 

Is het ongelijk: dan

Zijn ze gelijk aan elkaar: als

Geef de volgende twee trappen van de woorden: goed - ... - ....
fantastisch - .... - .....

Een cobra is giftiger ....
een schorpioen.

1. als
2. dan

Iris uit 1D heeft net zo’n leuk telefoonhoesje ....
jij.

1. als
2. dan

Maak af:
Volgens Owen is zijn broer veel luier
.... ......

Mooi geweest!

Even wat tijd voor jezelf :)