WT H4 Les 3 (meewerkend voorwerp)

Meewerkend voorwerp
In zinnen met een lijdend voorwerp kan ook een meewerkend voorwerp (mv) staan. Het meewerkend voorwerp geeft aan voor wie iets bestemd is.


Bijvoorbeeld: Bram wil aan zijn vriendin een kettinkje geven.
1 / 33
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Meewerkend voorwerp
In zinnen met een lijdend voorwerp kan ook een meewerkend voorwerp (mv) staan. Het meewerkend voorwerp geeft aan voor wie iets bestemd is.


Bijvoorbeeld: Bram wil aan zijn vriendin een kettinkje geven.

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Meewerkend voorwerp
Zoek het mv.
Vraag:

aan wie + gez. + ow + lv?

- Controleer of je aan kunt weglaten of toevoegen. Daarvoor mag je de woordvolgorde veranderen.

Slide 3 - Slide

Opdracht 1 en 2 op blz. 107

Geef bij de volgende opdrachten antwoord op de vragen.  

Veel succes!

Slide 4 - Slide

1.2 Noteer van de volgende zin eerst de pv. Benoem daarna het ow, gez. en lv.
Schrijf vervolgens de vraag op die moet stellen om het meewerkend voorwerp te vinden. Noteer daarachter het mv.

Wil jij deze papieren even aan Vasco doorgeven?

Slide 5 - Open question

1.3 Noteer van de volgende zin eerst de pv. Benoem daarna het ow, gez. en lv.
Schrijf vervolgens de vraag op die moet stellen om het meewerkend voorwerp te vinden. Noteer daarachter het mv.

Tijdens de pauze stelde Brandon allemaal vragen aan zijn vrienden.

Slide 6 - Open question

1.4 Noteer van de volgende zin eerst de pv. Benoem daarna het ow, gez. en lv.
Schrijf vervolgens de vraag op die moet stellen om het meewerkend voorwerp te vinden. Noteer daarachter het mv.

Via WhatsApp stuurde Ineke haar vriendin een berichtje over het huiswerk.

Slide 7 - Open question

1.5 Noteer van de volgende zin eerst de pv. Benoem daarna het ow, gez. en lv.
Schrijf vervolgens de vraag op die moet stellen om het meewerkend voorwerp te vinden. Noteer daarachter het mv.

Yannick brengt zijn paard elke dag vers hooi.

Slide 8 - Open question

1.6 Noteer van de volgende zin eerst de pv. Benoem daarna het ow, gez. en lv.
Schrijf vervolgens de vraag op die moet stellen om het meewerkend voorwerp te vinden. Noteer daarachter het mv.

Margriet liet aan alle teamgenoten haar nieuwe voetbalschoenen zien.

Slide 9 - Open question

Opdracht 3 op blz. 107

Geef bij de volgende opdrachten antwoord op de vragen.  

Veel succes!

Slide 10 - Slide

3.1 Noteer van deze zin het lv en het mv.

William mailt zijn vakantiefoto's aan zijn ouders.

Slide 11 - Open question

3.2 Noteer van deze zin het lv en het mv.

Mijn broer heeft mij vanmiddag een broodje gezond gegeven.

Slide 12 - Open question

3.3 Noteer van deze zin het lv en het mv.

Veel clubleden verkochten de loten aan hun familieleden.

Slide 13 - Open question

3.4 Noteer van deze zin het lv en het mv.

Meneer Van Boven deelde aan de leerlingen de opgaveformulieren uit.

Slide 14 - Open question

Opdracht 4 op blz. 107

Geef bij de volgende opdrachten antwoord op de vragen.  

Veel succes!

Slide 15 - Slide

4. Typ de zin over en voeg een meewerkend voorwerp toe.

1. Bobo had de uitnodiging voor het feestje al aan ... gegeven.

Slide 16 - Open question

4. Typ de zin over en voeg een meewerkend voorwerp toe.

2. Voordat de les begint, overhandigt Damian aan ... een briefje van zijn moeder.

Slide 17 - Open question

4. Typ de zin over en voeg een meewerkend voorwerp toe.

3. Onze school doneert elk jaar 200 euro aan ....

Slide 18 - Open question

4. Typ de zin over en voeg een meewerkend voorwerp toe.

4. Wanneer geef jij ... dat tientje terug?

Slide 19 - Open question

4. Typ de zin over en voeg een meewerkend voorwerp toe.

5. Josephine heeft nu al drie keer haar nieuwe trui uitgeleend aan ....

Slide 20 - Open question

4. Typ de zin over en voeg een meewerkend voorwerp toe.

6. Vanuit New York stuurt Peter ... een foto.

Slide 21 - Open question

Opdracht 5 op blz. 107

Geef bij de volgende opdrachten antwoord op de vragen.  

Veel succes!

Slide 22 - Slide

5.1 Noteer eerst de pv in. Benoem daarna de zinsdelen ow, gez., lv en mv .

Voor de sieraden betaalt Fardau 30 euro aan de juwelier.

Slide 23 - Open question

5.2 Noteer eerst de pv in. Benoem daarna de zinsdelen ow, gez., lv en mv .

Kiki had mij een softijsje met discodip beloofd.

Slide 24 - Open question

5.3 Noteer eerst de pv in. Benoem daarna de zinsdelen ow, gez., lv en mv .

Wil jij alle gasten een drankje aanbieden?

Slide 25 - Open question

5.4 Noteer eerst de pv in. Benoem daarna de zinsdelen ow, gez., lv en mv .

Tijdens de opening van de turnhal heb ik de burgemeester een hand gegeven.

Slide 26 - Open question

5.5 Noteer eerst de pv in. Benoem daarna de zinsdelen ow, gez., lv en mv .

De trainer laat de atleten de hink-stap-sprong zien.

Slide 27 - Open question

5.6 Noteer eerst de pv in. Benoem daarna de zinsdelen ow, gez., lv en mv .

Dit bedrijf levert gratis zijn producten aan inwoners van de Benelux.

Slide 28 - Open question

Wat heb je deze les geleerd?

Slide 29 - Mind map

Wat ging deze les goed?

Slide 30 - Open question

Heb je de les goed kunnen volgen?
A
Ja, het ging heel goed.
B
Ja, het ging wel.
C
Niet zo goed.
D
Het ging echt niet goed.

Slide 31 - Quiz

Welke vragen en/of tips heb je voor je docent?

Slide 32 - Open question

Klaar? Super!
  • Je mag door met WT H4  les 4 over verwijswoorden. 
  • Liever werken in Numo? Dat mag ook!

Slide 33 - Slide