Grammatica zinsdelen werkwoordelijk gezegde

Lezen uit je leesboek!
timer
10:00
1 / 14
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Lezen uit je leesboek!
timer
10:00

Slide 1 - Slide

Grammatica zinsdelen



persoonsvorm
onderwerp
werkwoordelijk gezegde



Slide 2 - Slide

Lesdoelen
Na de les weet/kan je...

- een werkwoordelijk gezegde is.
- het werkwoordelijk gezegde vinden in de zin.

Slide 3 - Slide

Wat is volgens jou het werkwoordelijk gezegde?

Slide 4 - Open question

Slide 5 - Video

Het werkwoordelijk gezegde (wg) bestaat uit:

1. de persoonsvorm
2. alle andere werkwoorden in de zin.
3. te en aan het als deze voor een werkwoord staan.

Voorbeeld:
De chauffeur heeft het pakketje vanmorgen afgeleverd. 

heeft = pv
afgeleverd = werkwoord
wg = heeft afgeleverd

Slide 6 - Slide

Wat is het werkwoordelijk gezegde?

Wij zouden op de fiets naar huis gaan.
A
fiets
B
zouden
C
zouden gaan
D
zouden op de fiets gaan

Slide 7 - Quiz

Wat is het werkwoordelijk gezegde?

De leerlingen waren de toets aan het maken.
A
waren
B
waren maken
C
waren de toets aan het maken
D
waren aan het maken

Slide 8 - Quiz

Wat is het werkwoordelijk gezegde?

Die verdediger speelde tachtig minuten mee tijdens de wedstrijd.
A
speelde
B
speelde mee
C
die verdediger
D
speelde tijdens de wedstrijd

Slide 9 - Quiz

Wat is het werkwoordelijk gezegde?

Welk deel van de stad werd door de orkaan verwoest?
A
werd verwoest
B
werd
C
verwoest
D
werd door de orkaan verwoest

Slide 10 - Quiz

Wat is het werkwoordelijk gezegde?

Tijdens het eten heeft mijn vader de krant voorgelezen.
A
heeft
B
heeft de krant voorgelezen
C
heeft voorgelezen

Slide 11 - Quiz

Noem 3 dingen die bij het werkwoordelijk gezegde horen.

Slide 12 - Open question

Nu jullie
De chauffeur heeft het pakketje vanmorgen afgeleverd. 

1) Neem de zin over
2) Zet zinsdelen | ... |
3) Benoem pv, ow, wg

Slide 13 - Slide

Zelfstandig werken
Maak opdracht 2, 3 + 4 
Blz. 212 + 213

Klaar?
- Nakijken
(antwoorden staan op Classroom)

Slide 14 - Slide