§5 ZD-Werkwoordelijk gezegde



Wat gaan we doen vandaag?

timer
10:00
Doel van de les
Tien minuten stil lezen

Start nieuw onderwerp
Huiswerk bespreken

Aan het werk
 

Telefoon in de kluis! IPad in je tas en je jas over de stoel
1 / 13
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 13 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 80 min

Items in this lesson



Wat gaan we doen vandaag?

timer
10:00
Doel van de les
Tien minuten stil lezen

Start nieuw onderwerp
Huiswerk bespreken

Aan het werk
 

Telefoon in de kluis! IPad in je tas en je jas over de stoel

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Wat moeten jullie straks kennen en kunnen?

Oftewel, wat is het doel van deze les?

Na deze les weet je hoe je het werkwoordelijk gezegde in een zin kunt vinden

Slide 3 - Slide

Bekijk de volgende zin:
Zal / Simone (ow) / zondag / haar verjaardag / vieren?
In deze zin staan twee werkwoorden: zal en vieren
Die vormen samen het werkwoordelijk gezegde (wg): zal vieren. 

Ze zeggen wat het onderwerp doet of overkomt.



Zo vind je het werkwoordelijk gezegde: 


Slide 4 - Slide

Het werkwoordelijk gezegde bestaat uit de persoonsvorm (in de voorbeeldzinnen onderstreept) plus de andere werkwoorden, als die er zijn.
 Delen van een scheidbaar werkwoord horen ook bij het werkwoordelijk gezegde.

De chauffeur (ow) / heeft / het pakketje / vanmorgen / afgeleverd.
wg = heeft afgeleverd
Bij de volgende bushalte / stapt / mevrouw De Wever (ow) / uit.
wg = stapt uit (want het hele werkwoord is uitstappen)

Slide 5 - Slide

 Als de woordjes te of aan het vóór een werkwoord staan, horen te en aan het bij het werkwoordelijk gezegde.
– De eikenprocessierups (ow) / rukt (pv) / in Nederland / steeds verder / op.
wg = rukt op (want het hele werkwoord is ‘oprukken’)
– Achmad (ow) / lag / op zijn badmat / zijn dagblad / te lezen.
wg = lag te lezen
– In de vakantie / zijn / we (ow) / soms / hele dagen / aan het volleyballen.
wg = zijn aan het volleyballen

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Link

Even checken. Wie vertelt mij nog even wat we zojuist hebben gehoord?


Geen vingers, ik geef de beurt aan ..............................................

Slide 8 - Slide

§ 2 Tekstverbanden
Je gaat zo de opdrachten maken. Neem altijd oordopjes mee voor de online opdrachten
Zet het zo in je schrift:
cursus-C
paragraaf -§
bladzijde -blz. 
opdracht- opdr.

Staat er: omcirkel, onderstreep of markeer, dan mag je het met potlood in je werkboek maken. Is dit niet het geval, dan maak je alles in je schrift!

Slide 9 - Slide

Gebruik voor het maken van de opdrachten de theorie van blz. 212
Maken: 
Cursus 5 
§5  blz.  212-213
 opdr. 1 t/m 6

Slide 10 - Slide

 In een zin met een verplicht wederkerend werkwoord hoort het voornaamwoord bij het werkwoordelijk gezegde. In 'De kinderen gedroegen zich voorbeeldig' is gedroegen zich het werkwoordelijk gezegde.

Slide 11 - Slide

.




Slide 12 - Slide

.




Slide 13 - Slide