3V Bron I chapitre 3 vragen stellen in het Frans

• Frans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 3

Poser des questions en français

Chapitre 3, bron I, livre de textes page 44

Lesdoelen

Aan het einde van de les kun je:

- weet je op welke manieren je een zin vragen kunt maken in     het  Frans

- de verschillende betekenissen van quel herkennen.

In de volgende slide gebruiken we de volgende zin als voorbeeld:

Vous avez un chien.

Betekenis: Jullie hebben een hond / U heeft een hond.

welke manieren uit klas 2 ken je
nog om vragen te stellen
in het Frans?

A. Manieren van vragen stellen zonder vraagwoord:

(herhaling klas 2)

1. als een gewone zin die je vragend uitspreekt

p.ex: Vous avez un chien?

2. Est-ce que + gewone zin + ? 

p. ex.: Est-ce que vous avez un chien?

3. Inversie (omkering van onderwerp & persoonsvorm)+ rest van de zin+ ? 

p. ex.: Avez-vous un chien?         LET OP HET STREEPJE!

              A-t-il un chien (let op de verbindings -t- voor de uitspraak)

LET OP! BIJ INVERSIE:

Het onderwerp MOET een persoonlijk vnw zijn. Dus: je / tu / il / elle / on / nous / vous / ils / elles. Staat er een ander onderwerp, dan vervang je deze door een pers vnw:

p.ex. Mes parents ont mangé

Ont-ils mangé?

Hoe maak je vraagzinnen met een vraagwoord erin?

In het Frans ken je de volgende vraagwoorden:

combien = hoeveel

comment = hoe 

où = waar

pourquoi = waarom

quand = wanneer

que/qu'est-ce que = wat

qui = wie 

B. vraagzinnen met een vraagwoord erin

1.  vraagwoord + est-ce que + gewone zin + ?

       p. ex.:  Pourquoi est-ce que vous avez un chien?

2. gewone zin + vraagwoord

      p.ex: Vous avez un chien pourquoi?

3. Vraagwoord + gewone zin

     p.ex: Pourquoi vous avez un chien?

4. vraagwoord + inversie

     p.ex: Pourquoi avez-vous un chien?

welk woord is geen vraagwoord?

1. quand
2. ou
3. comment
4. pourquoi

Wat is geen vraagwoord?

1. Combien
2. quand
3. pour
4. quel

Welk woord is juist wel een vraagwoord?

1. souvent
2. pourquoi
3. chouette
4. beaucoup

Vul het juiste vraagwoord in :
......tu fais comme sport ?

1. pourquoi
2. qu'est-ce que
3. quand
4. où

Welk vraagwoord is hier nodig?
Ton anniversaire, c’est ... ?

1. pourquoi
2. qui
3. combien
4. quand

C. Vraagwoord quel (=welke)

Het vraagwoord quel past zich aan aan het zn waar het bij hoort.

Quelle est ta matière préférée?

Quelles sont les différences?

Betekenis quel

Quel betekent welke. 

p.ex Tu connais quelle chanson? Welk liedje ken jij?

Maar:

Wanneer quel opgevolgd wordt door het ww "être" betekent het: "wat is / wat zijn"

p.ex. Quelles sont tes chansons préférées?
-> Wat zijn je lievelings liedjes?

Le sport. Tu fais ..... sport?

1. quels
2. quelle
3. quel
4. quelles

............... est ton jean préféré?

1. quels
2. quelles
3. quel
4. quelle

Wat betekent Quelle in deze zin:
Quelle est ta matière préférée?

1. welke
2. wie
3. wat
4. wanneer

Noem 2 manieren om een
vraag te stellen met een
vraagwoord (laatste vraag)

Maak deze week Bron I en Bron J online!

(in week 6 heb je het proefwerk over chapitre 3)