Frans 3h - H3 les 15

Bonjour
Deze les heb je nodig:
  • boeken (BB page 44)
  • aantekeningenschrift + pen
  • laptop (Teams en LessonUp H3 les 15)


Leerlingen thuis: online in Teams
Alle leerlingen: start LessonUp les 15

GL 3h - Chapitre 3
Planète francophone
1 / 14
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 14 slides, with interactive quiz and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Bonjour
Deze les heb je nodig:
  • boeken (BB page 44)
  • aantekeningenschrift + pen
  • laptop (Teams en LessonUp H3 les 15)


Leerlingen thuis: online in Teams
Alle leerlingen: start LessonUp les 15

GL 3h - Chapitre 3
Planète francophone

Slide 1 - Slide

Programme d'aujourd'hui
  • herhaling - hoe maak je een vraagzin???
À la fin du cours ...
  • ... weet je de regels rond het maken van vraagzinnen in het Frans (mét vraagwoord en zonder vraagwoord)

Slide 2 - Slide

Bron I - Poser une question
Maak de volgende zin op 3 verschillende manieren vragend:
Vous avez un nouveau vélo. (U heeft een nieuwe fiets)

1. ...
2. ...
3. ...



Slide 3 - Slide

Bron I - Poser une question
Maak de volgende zin op 3 verschillende manieren vragend:
Vous avez un nouveau vélo. (U heeft een nieuwe fiets.)

1.  Vous avez un nouveau vélo?
2. Est-ce que vous avez un nouveau vélo?
3. Avez-vous un nouveau vélo?



Slide 4 - Slide

Vraagzinnen zonder vraagwoord
3 mogelijkheden:
  1. vraagteken, volgorde als een gewone zin (ondw, ww, lv, mw, bijw.bep)
  2. est-ce que vooraan de gewone zin (vertaling???)
  3. inversie (= omdraaien van ondw en pv)                                         Let op: tussen pv-ondw komt dan een - (koppelteken)           Let op: dit kan alleen bij pers vnw                                         


Slide 5 - Slide

Vraagzinnen met vraagwoord
Zet de woorden van deze vraagzin in de goede volgorde.

le cadeau / acheté / tu / est-ce que / as / pour / où / ton ami ?

Slide 6 - Slide

Vraagzinnen met vraagwoord
Zet de woorden van deze vraagzin in de goede volgorde.

le cadeau / acheté / tu / est-ce que / as / pour / où / ton ami ?

Où est-ce que tu as acheté le cadeau pour ton ami?

Slide 7 - Slide

Vraagzinnen met vraagwoord
Dit is altijd goed: vraagwoord + est-ce que + gewone zin
Pourquoi est-ce que tu veux un chien?

Andere mogelijkheden zijn:
  1. gewone zin + vraagwoord        Tu veux un chien pourquoi?
  2.  vraagwoord + gewone zin        Pourquoi tu veux un chien?
  3. vraagwoord + inversie                Pourquoi veux-tu un chien?

Slide 8 - Slide

Wat is het verschil tussen
quel en quelle?

Slide 9 - Open question

Het vraagwoord QUEL
Quel past zich aan aan het zelfs nw waar het bij hoort

mnl ev         quel
vrl ev            quelle
mnl mv       quels
vrl mv          quelles

Slide 10 - Slide

Het vraagwoord QUEL
Quel betekent welk(e)

quel est    of     quel sont    = wat

Quelle est ta couleur préférée?  = Wat is je lievelingskleur?
Quelle couleur tu aimes? = Welke kleur vind je leuk?

Slide 11 - Slide

Opdrachten niet gemaakt ?!?
Een aantal van jullie heeft de opdrachten van bron I (nog) niet af. 
Een aantal van jullie heeft een of meerdere opdrachten terug ontvangen om nogmaals te maken.
Je gaat daar nu mee aan de slag. 
Je docent geeft nog even aan om welke opdrachten het gaat bij welke leerlingen.

Slide 12 - Slide

Au travail
Wat?                        afmaken bron I  (online)
Met wie?                je werkt alleen 
Hoe lang?             jusqu'à la fin du cours
Hulp?                      LessonUp 14 / docent
Klaar?                     leren voca H

Slide 13 - Slide

Les devoirs - vendredi le 9 avril 
leren voca H
afmaken bron I  (online)




Slide 14 - Slide