What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
3havo Spelling Engelse ww
Engelse werkwoorden
NEDERLANDS
1 / 42
next
Slide 1:
Slide
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 3
This lesson contains
42 slides
, with
interactive quizzes
,
text slides
and
1 video
.
Lesson duration is:
60 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Engelse werkwoorden
NEDERLANDS
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Slide
Slide 3 - Slide
Slide 4 - Slide
Slide 5 - Slide
Slide 6 - Slide
Slide 7 - Slide
Slide 8 - Slide
Slide 9 - Video
Spelling Engelse werkwoorden
Bij de meeste werkwoorden werkt het hetzelfde als bij de Nederlandse werkwoorden.
Slide 10 - Slide
Stam Engelse werkwoorden
Stam - Haal
-en
van het hele werkwoord af.
Dealen - deal - ik deal
Volleyballen - volleybal - ik volleybal
Paintball - paintball - ik paintball
Maar let op de uitspraak!
Slide 11 - Slide
Spelling Engelse werkwoorden
Bij de verleden tijd luister je naar de laatste
klank
.
Hoor je een s-klank, dan schrijf je in de verleden tijd een -t.
racen
- ik race - hij race
t
- hij race
te
- hij heeft gerace
t
smashen
- ik smash - hij smash
t
- hij smash
te
- hij heeft gesmash
t
Slide 12 - Slide
Spelling Engelse werkwoorden
Maar let wel goed op de uitspraak.
Slide 13 - Slide
Spelling Engelse werkwoorden
De uitspraak bepaalt of je aan het eind van de ik-vorm één of twee medeklinkers schrijft.
paintballen
- ik paintball- hij paintballt- hij paintballde- hij heeft gepaintballd
grillen
- ik gril- hij gril
t
- hij gril
de
- hij heeft gegril
d
stressen
- ik stres - hij stres
t
- hij stres
te
- hij is gestres
t
Slide 14 - Slide
Engelse werkwoorden
Wat is waar?
A
Schrijf je als de Nederlandse zwakke werkwoorden
B
De ik-vorm heeft vaak dezelfde vorm als de stam
C
Ik-vorm ik pass hij-vorm hij passt
D
ik-vorm ik skate verleden tijd skatete
Slide 15 - Quiz
Engelse werkwoorden
Hij ...(racen - vt).
A
Hij racte.
B
Hij racette.
C
Hij racde.
D
Hij racete.
Slide 16 - Quiz
(Engelse werkwoorden)
Wij hebben (basketballen)
A
gebasketballd
B
gebasketbald
Slide 17 - Quiz
Engelse werkwoorden
Zij (lunchen-vt)
A
lunchte
B
lunchde
C
lunchtte
D
lunchdde
Slide 18 - Quiz
Engelse werkwoorden
Ik heb (paintballen)
A
gepaintbald
B
gepaintballd
C
gepaintballt
D
gepaintbalt
Slide 19 - Quiz
(Engelse werkwoorden)
Hij (timen - vt)
A
timde
B
timdde
C
timete
D
timede
Slide 20 - Quiz
(Engelse werkwoorden)
Hij (daten-vt)
A
deette
B
date
C
datede
D
datete
Slide 21 - Quiz
(Engelse werkwoorden)
Hij (barbecueën-vt)
A
barbecuedde
B
barbecuede
C
barbecuete
D
barbecuette
Slide 22 - Quiz
(Engelse werkwoorden)
Zij hebben (volleyballen)
A
gevolleybald
B
gevolleyballd
Slide 23 - Quiz
Engelse werkwoorden
Hij heeft de bal over het net (smashen).
A
gesmasht
B
gesmashed
C
gesmashet
D
gesmashd
Slide 24 - Quiz
Engelse werkwoorden
Ik heb jaren als webdesigner (freelancen)
A
gefreelancet
B
gefreelanct
C
gefreelanced
D
gefreelancd
Slide 25 - Quiz
Engelse werkwoorden
Jij (stressen-tt)
A
stresst
B
strest
C
stresd
D
stressd
Slide 26 - Quiz
Engelse werkwoorden
Ik heb al die oude contacten (vdw)
A
gedelete
B
gedeleted
C
gedeletet
Slide 27 - Quiz
Welk Engels werkwoord is correct gespeld?
A
Hij racet naar huis.
B
Ik downloadt die file wel even voor je?
C
Hij heeft de overwinning geclaimt.
D
Zij flirte met hem.
Slide 28 - Quiz
Meervouds-n
Beide of beiden?
Slide 29 - Slide
Je schrijf
geen
-n
Als het woord betrekking heeft op dieren of dingen.
De
meeste
hebben een glanzende vacht.
Die fietsen zijn te koop, maar de
meeste
hebben een lekke band.
Slide 30 - Slide
Mijn liefdesbrieven zijn alle/allen verloren gegaan.
A
alle
B
allen
Slide 31 - Quiz
Je schrijf
geen
-n
Als verwezen wordt naar personen die in dezelfde zin worden genoemd.
Beide
leerlingen komen uit Hengevelde.
Sommige
leerlingen waren lopend de fiets, maar de
meeste
kwamen met de fiets.
Slide 32 - Slide
De meeste/meesten gasten bestelden vlees, maar enkele/enkelen hadden meer trek in vis.
A
meeste - enkele
B
meesten - enkelen
C
meeste - enkelen
D
meesten - enkele
Slide 33 - Quiz
Je schrijf
wel
een -n
Als er verwezen wordt naar personen (die niet in dezelfde zin genoemd worden).
Ik heb twee beste vrienden.
Beiden
betekenen veel voor me.
Sommigen
hadden de laatste trein gemist.
Slide 34 - Slide
Ze hadden beide/beiden last van muggen.
A
beide
B
beiden
Slide 35 - Quiz
Hij heeft alle/allen cola opgedronken.
A
alle
B
allen
Slide 36 - Quiz
Waarom ze in het ziekenhuis liggen? Alle/allen is iets overkomen.
A
alle
B
allen
Slide 37 - Quiz
Sommige apparaten stonden er nog, maar vele/velen waren weggegooid.
A
vele
B
velen
Slide 38 - Quiz
In de uitverkoop waren maar enkele/enkelen niet verkocht.
A
enkele
B
enkelen
Slide 39 - Quiz
Slechts weinige/weinigen hebben de oorlog nog meegemaakt.
A
weinige
B
weinigen
Slide 40 - Quiz
Wanneer gebruik je meervouds-n bij verwijzingen?
Slide 41 - Mind map
Kort samengevat
Geen -n
Bij dieren of dingen
bijvoeglijk gebruikt bij personen
Wel -n
bij personen én zelfstandig gebruikt
Slide 42 - Slide
More lessons like this
3V Spelling Engelse ww + Meervouds-n bij verwijzing
September 2024
- Lesson with
41 slides
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 3
Engelse werkwoorden LES 6 P1 3TG
September 2024
- Lesson with
10 slides
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 3,4
Spelling Engelse werkwoorden
September 2022
- Lesson with
10 slides
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 3
Engelse werkwoorden LES 6 P1 3TG
September 2023
- Lesson with
28 slides
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 3,4
Engelse werkwoorden LES 6 P1 3TG
September 2023
- Lesson with
34 slides
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 3,4
2VWO Engelse werkwoorden
3 days ago
- Lesson with
24 slides
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 3
H4 wk 36 2 ww-spell les 2
September 2022
- Lesson with
33 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 4
Spelling Engelse werkwoorden
September 2024
- Lesson with
10 slides
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 3