week 23 les 2

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 2

Voorlezen blz. 97/ 

- Eerst controleer ik het huiswerk.

- Leg je werkboek op de goede bladzijde op je tafel. 

Wat gaan we doen?

- even de afgelopen drie leerdoelen herhalen 

- kort leerdoelen oefenen via lessonup

- zelfstandig werken 

- afsluiter (iedereen doet mee)

Herhaling tekstverbanden

- Welke drie tekstverbanden hebben we behandeld?

- Welke signaalwoorden ken je nog en weet je welk tekstverband erbij hoort?

De 3 tekstverbanden

- opsomming: ten eerste, ten tweede, om te beginnen, ook, verder

- tijdsvolgorde/ chronologie : eerst, daarna, vervolgens, ten slotte

-voorbeeld/ toelichting: bijvoorbeeld, als, zoals, denk aan

Herhaling hoofd- en bijzaken

- Wat zijn hoofd- en bijzaken? 

- Waar staan vaak de hoofdzaken in een tekst? 

Wat was het leerdoel laatste leerdoel? 

Dat was: je leert feiten, meningen, standpunten en argumenten herkennen in de tekst.

- Wat is een mening?

- Wat is een feit?

- Wat is een argument?

Feit, mening of argument?

Omdat ik morgen naar de tandarts moet.

1. Feit
2. Mening
3. Argument

1 De smartphone is onmisbaar.

2 Heel veel jongeren voelen zich ongelukkig zonder smartphone.

1. 1 feit/ 2 feit
2. 1 feit/ 2 mening
3. 1 mening / 2 feit
4. 1 mening/ 2 mening

Feit, mening of argument?

Morgen moet ik naar de tandarts.

1. Feit
2. Mening
3. Argument

Leg uit wat het verschil is tussen een feit en mening?

Feit of mening?

Ik vind Parijs de mooiste stad van Europa.

1. Feit
2. Mening

Feit of mening?

Parijs is de hoofdstad van Frankrijk.

1. Feit
2. Mening

Feit of mening?

Het is mooi weer in Parijs.

1. Feit
2. Mening

Aan de slag!

- We starten samen met opdracht 5 op blz. 43

- Maak opdracht  6 en 7 op blz. 43/44

- Kijk je werk na, ook dat van de vorige les. 

- Krijg je het niet af tijdens de les, dan is het huiswerk. 

- Klaar? Werk online aan: De Brugmeestromen of maak een puzzel achterin je werkboek.

Afsluiter: stellingenspel

Spelregels

1. Je kiest of je voor of tegen de stelling bent.

2. Er wordt aan het rad gedraaid. Degene die gekozen wordt, geeft een argument voor of tegen de stelling.

Er zou een schooluniform moeten komen, wat alle leerlingen aan moeten hebben.

VOOR

TEGEN

Mobiele telefoons moeten alleen thuis worden gebruikt.

VOOR

TEGEN

Huiswerk geven is zinloos.

VOOR

TEGEN

Katten mogen alleen binnenshuis gehouden worden.

VOOR

TEGEN

Roddelen over een ander is erger dan iemand slaan.

VOOR

TEGEN

Energiedrankjes moeten verboden worden.

VOOR

TEGEN

Mensen met overgewicht moeten korting krijgen op sporten

VOOR

TEGEN

De leeftijd om te mogen werken moet omhoog naar 16 jaar

VOOR

TEGEN

Het is slecht om tegen kinderen te liegen over het bestaan van Sinterklaas

VOOR

TEGEN