Bijvoeglijk naamwoord 1

Ga rustig zitten 
10 minuten luisteren
1 / 10
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 10 slides, with text slides.

Items in this lesson

Ga rustig zitten 
10 minuten luisteren

Slide 1 - Slide

Vandaag:
  • Startopdracht
  • Uitleg bijvoeglijk naamwoord
  • Maken opdracht 1 en 2
  • Nakijken opdracht 1 en 2
  • Maken opdracht 3
  • Afsluiting

Slide 2 - Slide

Wat kan je zeggen over deze banaan?

Slide 3 - Slide

Uitleg bijvoeglijk naamwoord
  • Staat in de buurt van het zelfstandig naamwoord
  • Kent een lange vorm (met -e) en een korte vorm (zonder -e)
  • De trappen van vergelijking zijn er meestal bij te gebruiken

Slide 4 - Slide

Maken opdracht 1 en 2
  • Maak opdracht 1 en 2 (p. 132)
  • Je mag zachtjes overleggen met je buurman/buurvrouw
  • Klaar? Ga verder met opdracht 4
timer
15:00

Slide 5 - Slide

Nakijken opdracht 1 
  1. Lange, warme
  2. interessant, handige, vochtig
  3. witte, serieuze
  4. verwende, zeurende, grote
  5. superlieve, heerlijke
  6. grote, Belgische

Slide 6 - Slide

Nakijken opdracht 2
  • 1 het vreemde verhaal       een vreemd verhaal       het verhaal is vreemd
  • 2 het dikke konijn        een dik konijn        het konijn is dik
  • 3 de aardige winkelier       een aardige winkelier       de winkelier is aardig
  • 4 het nieuwe mobieltje       een nieuw mobieltje        het mobieltje is nieuw
  • 5 het zielige vogeltje        een zielig vogeltje       het vogeltje is zielig
  • 6 de gezellige buurman       de gezellige buurmannen       buurmannen zijn gezellig

Slide 7 - Slide

Opdracht 3
  • Samen met je buurman/buurvrouw maak je opdracht 3
  • Overleg met elkaar
  • Klaar? Ga nog even lezen, of maak opdracht 4 (hw)

Slide 8 - Slide

Antwoorden opdracht 3
  • 1 - Na het lidwoord ‘een’ als het woord onzijdig is (een het-woord is).
  • - Als het bijvoeglijk naamwoord achter het zelfstandig naamwoord staat.
  • 2 - Na het lidwoord ‘de’ en ‘het’.
  • - Na het lidwoord ‘een’ als het woord mannelijk of vrouwelijk is (een de-woord is).
  • - Als er geen lidwoord voor een woord in het meervoud staat.

Slide 9 - Slide

Afsluiting
  • Schrijf in 1 zin op wat je vandaag hebt geleerd
  • Zet erbij welke vragen je nog hebt
  • Huiswerk: opdracht 4 (p. 133) 
  • Vrijdag af

Slide 10 - Slide