Oefenen molberekeningen

Molberekeningen
Maak de complete opgave in je schrift.
Maak een foto van je berekeningen en upload deze op de sheet na de vraag.

Voor hulp kijk op het uitgedeelde document met het stappenplan en rekenschema.
1 / 18
next
Slide 1: Slide
ScheikundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3,4

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Molberekeningen
Maak de complete opgave in je schrift.
Maak een foto van je berekeningen en upload deze op de sheet na de vraag.

Voor hulp kijk op het uitgedeelde document met het stappenplan en rekenschema.

Slide 1 - Slide

Vraag 1
Bij de volledige verbranding van campinggas (butagas, butaan) ontstaat naast koolstofdioxide ook water. De reactievergelijking voor de volledige verbranding van butaan is: C4H10 + O2 --> CO2 + H20
a) Maak de RV kloppend.
b) Bereken hoeveel gram zuurstof nodig is voor de volledige verbranding van 50,0 gram butaan.
c) Bereken hoeveel gram water er ontstaat bij de volledige verbranding van 50,0 gram butaan.

Slide 2 - Slide

Antwoord vraag 1

Slide 3 - Open question

Slide 4 - Slide

Vraag 2
In een hoogoven wordt ijzer(III)oxide (Fe2O3 (s)) samen met koolstof (C) omgezet in vloeibaar ijzer (Fe) en koolstofdioxide.
a) Geef de reactievergelijking voor de omzetting van ijzer(III)oxide in ijzer en maak deze kloppend.
b) Bereken hoeveel gram ijzer er ontstaat als 100 gram ijzer(III)oxide wordt omgezet.
c) Bereken hoeveel gram koolstof er nodig is om 300 gram ijzer te maken.

Slide 5 - Slide

Antwoord opgave 2

Slide 6 - Open question

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Vraag 3
Bij de ontleding van de stof kaliumchloraat (KClO3 (s)) ontstaat naast kaliumchloride (KCl (s)) ook zuurstof.
a) Geef de reactievergelijking voor de ontleding van kaliumchloraat en maak deze kloppend.
b) Bereken hoeveel gram kaliumchloraat ontleedt moet worden om 150 gram zuurstof te maken.
c) Bereken hoeveel gram kaliumchloride hierbij ontstaat.

Slide 9 - Slide

Antwoord vraag 3

Slide 10 - Open question

Slide 11 - Slide

Opgave 4
Om zwaveldioxide uit een gasstroom te verwijderen laat men zwaveldioxide reageren met diwaterstofmonosulfide (H2S). Hierbij ontstaat vast zwavel en waterdamp.
a) Geef de reactievergelijking van de reactie tussen zwaveldioxide en diwaterstofmonosulfide en maak deze kloppend.
b) Bereken hoeveel gram zwavel er ontstaat als 200 gram zwaveldioxide uit een gasstroom verwijderd moet worden.
c) Bereken hoeveel gram diwaterstofmonosulfide hierbij nodig is.

Slide 12 - Slide

Antwoord opgave 4

Slide 13 - Open question

Slide 14 - Slide

Opgave 5
Bij de ontleding van gesmolten natriumchloride ontstaat naast natrium ook chloorgas.
a) Geef de reactievergelijking voor de ontleding van natriumchloride en maak deze kloppend.
b) Bereken hoeveel gram natriumchloride nodig is om 150 gram chloor te maken.
c) Bereken hoeveel gram natrium gemaakt kan worden als er 500 gram natriumchloride ontleed wordt.


Slide 15 - Slide

Antwoord opgave 5

Slide 16 - Open question

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide