2bk Persoonsvorm en werkwoordelijk gezegde +n te

Start les
Leg je spullen op tafel (lesboek, etui en schrift)
Pak je boek "Spijker Zwijgen" bladzijde op het bord.
Wacht rustig af.
1 / 20
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 1

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Start les
Leg je spullen op tafel (lesboek, etui en schrift)
Pak je boek "Spijker Zwijgen" bladzijde op het bord.
Wacht rustig af.

Slide 1 - Slide

Wat gaan we doen
10 minuten zelfstandig lezen (in stilte)
10 minuten voorlezen (jullie zijn stil, ik lees voor)
5 minuten huiswerk controle (zachtjes praten)
10 minuten huiswerk nabespreken (vinger opsteken)
10 minuten Uitleg werkwoordelijk gezegde (wisbordjes zachtjes praten mag)
20 minuten werken aan hoofdstuk 2 onderwerp blz. 54 en 55
Werkwoordelijk gezegde blz. 80 en 81 (zachtjes overleggen met je buurman/buurvrouw)

Slide 2 - Slide

De persoonsvorm (pv)
  • De persoonsvorm is altijd een werkwoord.
  • Elke zin heeft minimaal één persoonsvorm.
  • Door de zin van tijd te veranderen kan je de persoonsvorm vinden. Het werkwoord dat is veranderd is de persoonsvorm. 



Slide 3 - Slide

Persoonsvorm
De persoonsvorm kun je op drie manieren vinden in een zin:

1. De zin vragend maken
2. De tijd in de zin veranderen
3. Het aantal in de zin veranderen

De persoonsvorm is altijd een werkwoord!

Slide 4 - Slide

 Werkwoordelijk gezegde
  • Het werkwoordelijk gezegde is een zinsdeel.
  • Het werkwoordelijk gezegde = alle werkwoorden in de zin.
  • De persoonsvorm is onderdeel van het werkwoordelijk gezegde.
  • Het werkwoordelijk gezegde zegt wat het onderwerp ‘doet’ of ‘overkomt’.
  • Let op: het woordje te voor een heel werkwoord hoort ook bij het werkwoordelijk gezegde!

Ik heb veel te doen.
werkwoordelijk gezegde: heb te doen



Werkwoordelijk gezegde (wg)

Slide 5 - Slide

Werkwoordelijk gezegde (wg)
Het werkwoordelijk gezegde zijn alle werkwoorden in een zin. 


Werkwoordelijk gezegde (wwg)

Slide 6 - Slide

Wat is het werkwoordelijk gezegde? 
Hij staat daar te huilen
Dus het werkwoordelijke gezegde is: 

Slide 7 - Slide

In elke zin zitten werkwoorden
Eén van die werkwoorden is de persoonsvorm.
Een persoonsvorm is een werkwoord
Elke zin heeft een persoonsvorm

Slide 8 - Slide

Wat is de persoonsvorm?
A
Een persoon
B
Geen werkwoord
C
Altijd een werkwoord!
D
Een voltooid deelwoord

Slide 9 - Quiz

Wat is de persoonsvorm in de volgende zin:

Alle kinderen vinden de persoonsvorm in deze zin.


A
kinderen
B
vinden
C
persoonsvorm
D
deze

Slide 10 - Quiz

Wat is de persoonsvorm in de volgende zin:

Elke vrijdagavond hang ik lekker op de bank
A
ik
B
hang
C
op de bank
D
elke vrijdagavond

Slide 11 - Quiz

Wat is de persoonsvorm in de volgende zin:

Sturen jullie ook altijd Kerstkaarten?
A
jullie
B
Kerstkaarten
C
Sturen

Slide 12 - Quiz

De politie heeft een buurtonderzoek ingesteld.
______
A
persoonsvorm
B
geen persoonsvorm

Slide 13 - Quiz

Wat is de persoonsvorm?

De grizzlybeer kijkt naar mij.

Slide 14 - Open question

Slide 15 - Video

Waaruit bestaat het werkwoordelijke gezegde van een zin?
A
Het onderwerp + alle werkwoorden
B
Alle werkwoorden
C
Alle werkwoorden + lijdend voorwerp
D
De persoonsvorm + het lijdend voorwerp

Slide 16 - Quiz

Wat is het werkwoordelijk gezegde in de onderstaande zin:

Ik heb een hele reep chocolade gegeten.
A
Ik
B
heb
C
heb gegeten
D
gegeten

Slide 17 - Quiz

Wat is het werkwoordelijk gezegde in deze zin:

De leerlingen werken nu al twee werken thuis aan school.

Slide 18 - Open question

Wat is het werkwoordelijk gezegde in deze zin:

De pannenkoeken zijn helaas verbrand.

Slide 19 - Open question

Einde van deze les!
Als het goed is weet je nu wat de persoonsvorm en het werkwoordelijk gezegde zijn.


Slide 20 - Slide