bs 9: kruisingen

Bs 9: kruisingen
1 / 17
next
Slide 1: Slide
biologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Bs 9: kruisingen

Slide 1 - Slide

Doelstelling
  • Je moet een kruisingsschema kunnen opstellen
  • Je kunt afleiden wat de kans op een bepaald genotype en fenotype is bij de nakomelingen

Slide 2 - Slide

Het fenotype = de zichtbare eigenschappen van een organisme
Het genotype = de erfelijke eigenschappen van een organisme

Het genotype kun je aangeven met letters, waarbij elk allel een hoofdletter of een kleine letter krijgt. 
Dominant = hoofdletter
recessief = kleine letter
2 x dezelfde allelen (letters) = homozygoot
2 verschillende allelen (letters) = heterozygoot
Het fenotype = de zichtbare eigenschappen
van een organisme
Het genotype = de erfelijke eigenschappen
van een organisme

Het genotype kun je aangeven met letters, waarbij elk allel een hoofdletter of een kleine letter krijgt.
Dominant = hoofdletter
recessief = kleine letter
2 x dezelfde allelen (letters) = homozygoot
2 verschillende allelen (letters) = heterozygoot


Slide 3 - Slide


Cavia's kunnen langharig of kortharig zijn.
Langharig is dominant
Een heterozygoot mannetje paart met een homozygoot recessief vrouwtje
Wat is het fenotype van de ouders?
A
Rr x rr
B
rr x RR
C
Langharig x kortharig
D
Langharig x langharig

Slide 4 - Quiz


Cavia's kunnen langharig of kortharig zijn.
Langharig is dominant
Een heterozygoot mannetje paart met een homozygoot recessief vrouwtje
Wat is het genotype van de ouders?
A
Rr x rr
B
rr x RR
C
Langharig x kortharig
D
Langharig x langharig

Slide 5 - Quiz

Kruisingsschema's 

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Video

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Je kunt uitleggen waarom je 50% kans hebt op een jongen of meisje.
  • De moeder (XX) geeft via haar eicellen altijd een X door
     (dus 2x een X)
  • De vader (XY) geeft via zijn zaadcellen een X of een Y door. Dus 50% kans op een X of 50% kans op een Y.

 


Slide 11 - Slide

Kruisingen- voorbeeld
Hoe pak je dit aan? 
  1. Betekenis van de allelen
Bruin =dominant = A
Blond = recessief = a


Het gen voor  bruine vachtkleur erft dominant over.
Twee (heterozygote) bruine labradors  paren, wat is de kans op blonde puppies?
 

Slide 12 - Slide

 kruisingen - voorbeeld
Hoe pak je dit aan? 
1. Betekenis van de allelen
     Bruin =dominant = A
     Blond = recessief = a
2. Genotype van de ouders
     vader = heterozygoot = Aa
moeder  = heterozygoot = Aa 


Het gen voor  bruine vachtkleur erft dominant over.
Twee (heterozygote) bruine labradors  paren, wat is de kans op blonde puppies?
 

Slide 13 - Slide

kruisingen - voorbeeld
Hoe pak je dit aan? 
  1. Betekenis van de allelen 
  2. Genotype van ouders 
  3. Kruisingstabel opstellen


Het gen voor  bruine vachtkleur erft dominant over.
Twee (heterozygote) bruine labradors  paren, wat is de kans op blonde puppies?
 

Slide 14 - Slide

 kruisingen - voorbeeld
Hoe pak je dit aan? 
  1. Betekenis van de allelen 
  2. Genotype van ouders 
  3. Kruisingtabel opstellen

  4. Verhouding tussen genotypen noteren
  5. Verhouding tussen fenotypen noteren


Het gen voor  bruine vachtkleur erft dominant over.
Twee (heterozygote) bruine labradors  paren, wat is de kans op blonde puppies?
 

Slide 15 - Slide

Kruisingstabellen 
verhouding genotypen = AA : Aa : aa        Verhouding fenotypen bruine vacht : blonde vacht
                                                   1   :  2  :  1                                                                      3        :        1

hoe groot is de kans op een blonde pup in de f1?
kans dat bij bevruchting de zaadcel het recessieve allel bevat is 50%
kans dat bij bevruchting de eicel het recessieve allel bevat is 50%
De kans dat de f1 dus beide recessieve allelen bevat is 25%

Slide 16 - Slide

Wat ga je nu doen?
1. Lees bs 9 in je boek
2. Maak opdr 34 (op het bord)

Slide 17 - Slide