1 waaraan
2 haar (vereniging is vrouwelijk)
3 zijn, zijn (plaatsen zijn het-woorden)
4 dat (het bedrag)
5 zijn, het (het bestuur)
6 wat, wat (verwijst naast iets + hele zin)
7 waarover
8 van wie (verwijzing naar persoon)
9 wat, waarmee (verwijzing enige)
10 zijn, hem (opa en hoed zijn mannelijk)