Vrijdag 3 december - 3v

Voordat we gaan beginnen...
10 minuten lezen uit je leesboek
In stilte!
Leg opdrachten 1 + 3 + 4 van Grammatica zinsdelen H2, blz. 63, op de hoek van je tafel
1 / 18
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 18 slides, with text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Voordat we gaan beginnen...
10 minuten lezen uit je leesboek
In stilte!
Leg opdrachten 1 + 3 + 4 van Grammatica zinsdelen H2, blz. 63, op de hoek van je tafel

Slide 1 - Slide

Nederlands
Verwijswoorden

Slide 2 - Slide

Wat ga je vandaag doen?
Lezen uit je leesboek - al gedaan!

Huiswerk nakijken: opdrachten 1 + 3 + 4, blz. 63
Eventueel: herhaling theorie 'verwijswoorden'

Uitleg hen/hun
Opdrachten maken

Slide 3 - Slide

Opdracht 1
1 ze, haar (bibliotheek is vrouwelijk)
2 haar (bevolking is vrouwelijk)
3 zijn, hem (Marc en brommer zijn mannelijk)
4 het, zijn (bedrijf is onzijdig --> het bedrijf)
5 ze (politie is vrouwelijk)

Slide 4 - Slide

Opdracht 3
1 dat (het bestuur)
2 wat (het niet doorgaan van onze reis --> hele zin)
3 wie (verwijst terug naar Napoleon --> een mens)
4 die (de aannemer)
5 wat (leukste --> overtreffende trap)


Slide 5 - Slide

Opdracht 4
1 op wie (persoon)
2 waarmee (middel)
3 waarin (brief)
4 wat (alles --> onbepaald voornaamwoord)
5 waarin (waar) (plaatsbepaling)


Slide 6 - Slide

Veel fouten?
Neem dan de theorie nog eventjes door.
Zie hiervoor de volgende dia's

Slide 7 - Slide

Theorie
Verwijswoorden

Slide 8 - Slide

Verwijswoorden
Verwijswoorden verwijzen terug naar één of meer woorden die eerder genoemd zijn --> het antedecent.

Het meisje dat daar loopt, is vrolijk.
De armband die ik laatst heb gekregen, ben ik verloren.

Slide 9 - Slide

De-woorden
Mannelijk OF vrouwelijk

Verwijzen met:
mannelijk: hij - hem - zijn - deze - die
vrouwelijk: zij - ze - haar - deze - die

De armband die ik laatst heb gekregen, ben ik verloren.

Slide 10 - Slide

Mannelijk of vrouwelijk?
Het woord is al mannelijk of vrouwelijk (meisje, jongen, kapster)

Uitgangen die altijd vrouwelijk zijn:
-heid / -nis / -ing / -st / -schap / -te / -de / -ie / -ij / -iek / -theek / -teit / -uur

Slide 11 - Slide

Het-woorden
Onzijdig
Ook namen van landen, provincies, steden en clubs

Verwijzen met:
het - zijn - dit - dat

Het meisje dat daar loopt, is vrolijk.

Slide 12 - Slide

Verwijzen met 'wat'
Drie gevallen:
- onbepaald voornaamwoord (alles, iets, ...)
- overtreffende trap (mooiste, enige, ...)
- hele zin

We gaan naar een pretpark in Duitsland, wat we heel leuk vinden.

Slide 13 - Slide

Overige verwijzingen
Daar/waar + voorzetsel (waarover, daarvan, ..)
       verwijzen naar dieren en dingen

voorzetsel + wie (over wie, van wie, ...)
       verwijzen naar mensen

Slide 14 - Slide

Nieuwe theorie
Grammatica zinsdelen H2
hen / hun
Bekijk het volgende filmpje

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Video

Even herhalen
Hen:
persoonlijk voornaamwoord
lijdend voorwerp
meewerkend voorwerp met vz (Ik geef aan hen een boek)

Hun:
bezittelijk voornaamwoord (hun boek)
meewerkend voorwerp zonder vz (Ik geef hun een boek)

Slide 17 - Slide

Huiswerk
Opdrachten 2 + 5
Bladzijde 63
Fluisteren
Vrijdag 10 december
Klaar? Lees verder in je leesboek of werk verder aan ander huiswerk

Slide 18 - Slide