Inspanningsfysiologie Les 4: Energie

• Biologie
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 3

Energie

Blok 4: Inspanningsfysiologie

Warmte

Zenuwstelsel

Spieren

Energie

Zuurstof

CO2

Water

Energie

Om lichaam werkend te houden heb je energie nodig.

Basale stofwisseling is energie behoefte in rust.

Als je je inspant is meer energie nodig.

Brandstoffen

Je lichaam kan eiwitten, koolhydraten en vetten verbranden.

Teveel koolhydraten worden opgeslagen als glycogeen in je spieren. 

Teveel vetten in vetcellen in je lichaam. Vol? Dan meer vetcellen.

Brandstoffen

Wanneer verbrand je vet en wanneer koolhydraten?

Vet omzetten in glucose duurt lang. Vooral in rust heb je daar tijd voor.

Koolhydraten (snelle suikers) bestaan uit glucosemoleculen. Handig als ze meteen nodig zijn!

Energie

Lichaam kan energie vrijmaken uit voedsel door dissimilatie (verbranding)

Hiervoor is voedsel (glucose) nodig. 

Energie uit glucose wordt opgeslagen in andere stof: ATP. 

Chemische energie

Je lichaam kiest uit deze 3 vormen:

- aerobe dissimilatie

- anaerobe dissimilatie (lactisch)

- anaerobe dissimilatie (alactisch)

Aerobe dissimilatie

Voordeel:

• volledige verbranding (efficient)
• veel ATP (energie)
• afvalstof verzuurt spieren niet

Nadeel:

• Kost zuurstof
• Kost (relatief) veel tijd
• Mitochondriën nodig

Anaerobe dissimilatie (lactisch)

Voordeel:

• Snel
• Alleen glucose nodig
• Kan ik elke cel plaatsvinden

Nadeel:

• Geen volledige verbranding
• Weinig ATP
• Producten verzuren spieren

Anaerobe dissimilatie (alactisch)

In je spieren zit een voorraad energie.

Genoeg voor ong. 10 sec inspanning.

Deze kan meteen gebruikt worden.

Wordt weer opgeladen na inspanning.