Overhoring Taal Actief thema 6 toets

succes

Overhoring Taaltoets thema 6
1 / 23
next
Slide 1: Slide
TaalBasisschoolGroep 8

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slide.

Items in this lesson

succes

Overhoring Taaltoets thema 6

Slide 1 - Slide

Een bezittelijk voornaamwoord ...
A
zegt iets over een werkwoord
B
geeft aan wie iets doet
C
geeft aan hoe iemand zich voelt
D
geeft aan van wie iets is

Slide 2 - Quiz

Persoonlijk voornaamwoord
Geen persoonlijk voornaamwoord
Het boek is van mij
Mijn speelgoed
Hun tassen
Ik schrijf hun een brief
Jouw zus
De hond is van jou

Slide 3 - Drag question

Wat is een lijdende zin?
A
Een zin die pijn heeft
B
Een zin waarin het onderwerp iets ondergaat
C
Een zin waarin het onderwerp iets doet
D
Een zin waarin het lijdend voorwerp niet staat

Slide 4 - Quiz

Wat zijn bezittelijke voornaamwoorden?
A
haar
B
zij
C
mijn
D
jullie

Slide 5 - Quiz

Persoonlijk voornaamwoord
Bezittelijk voornaamwoord
wij
mijn nicht
Ik
zijn schoenen
Hem

Slide 6 - Drag question

'hun' is een persoonlijk voornaamwoord
A
waar
B
niet waar

Slide 7 - Quiz

Bedrijvende of lijdende zin?
De bal wordt door de jongen geschopt.
A
Bedrijvend
B
Lijdend

Slide 8 - Quiz

Wat is een persoonlijk voornaamwoord?
A
Mijn, jouw, haar, uw, ons, jullie etc.
B
Ik, jij, hij, zij, wij, jullie etc.
C
Wijst iets aan: deze, die, dit en dat
D
Plakt twee zinnen aan elkaar

Slide 9 - Quiz

Welk werkwoord komt vaak in een lijdende zin?
A
hebben en zijn
B
worden en zijn
C
heten en zijn
D
hebben en geven

Slide 10 - Quiz

Bij een lijdende zin doet het onderwerp iets.
A
onjuist
B
juist

Slide 11 - Quiz

Zij kamt haar haar voor de spiegel.

Het persoonlijk voornaamwoord is / de persoonlijke voornaamwoorden zijn...
A
Zij
B
Zij, haar
C
Zij, haar, haar
D
haar

Slide 12 - Quiz

In een lijdende zin staat altijd een vorm van 'worden'.
A
Niet waar
B
waar

Slide 13 - Quiz

Jari zingt even mooi .... Luna
A
dan
B
als

Slide 14 - Quiz

In de krant was het artikel langer.... in het tijdschrift
A
als
B
dan

Slide 15 - Quiz

He verhaal in de krant leek precies hetzelfde....het verhaal van dat ene script.
A
als
B
dan

Slide 16 - Quiz

bevallen
A
iets vreselijk vinden
B
iets aardig vinden wat iemand zegt
C
iets goed, leuk of mooi vinden
D
iets heel onaardig vinden

Slide 17 - Quiz

terloops
A
iets waarvan je kunt aannemen dat het waar is
B
iets wat niet waar is
C
invloed op iemand kunnen uitoefenen
D
iets tussendoor doen, weinig aandacht voor

Slide 18 - Quiz

iets voor de geest halen
A
ergens geen oog voor hebben
B
je iets herinneren
C
ergens aandacht aan besteden
D
iemand een compliment geven

Slide 19 - Quiz

zinspelen
A
iets aanduiden zonder het echt te zeggen
B
iemand verkeerd verstaan
C
zeggen dat je iemand aardig vindt
D
je excuses aanbieden

Slide 20 - Quiz

de campagne
A
een winkel die kleding verkoopt
B
een soort wedstrijd
C
een goed overdacht plan, verschillende acties
D
een probleem die je niet kunt oplossen

Slide 21 - Quiz

begunstigen
A
iets in het nadeel van iemand doen
B
iemand teruggeven dat het niet leuk is
C
iemand teruggeven dat je iets leuks hebt gedaan
D
iets in het voordeel van iemand doen

Slide 22 - Quiz

de meeting
A
een activiteit die jaarlijks terugkomt
B
ontmoeting met de Koning
C
de bijeenkomst
D
wijkcentrum

Slide 23 - Quiz