HV1 - voornaamwoorden

HV1 - woordsoorten - voornaamwoorden
Programma:
Leerdoelen
Startvraag
Theorie
Oefenen
Check leerdoelen
Afsluiting
1 / 16
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

HV1 - woordsoorten - voornaamwoorden
Programma:
Leerdoelen
Startvraag
Theorie
Oefenen
Check leerdoelen
Afsluiting

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Leerdoelen + terugblik
Aan het eind van de les ....

1. kan ik een persoonlijk voornaamwoord in een zin aanwijzen.
2. kan ik een bezittelijk voornaamwoord in een zin aanwijzen.


Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Wat vind je van deze zin?
Toen Ella bij Ella's zus aankwam, zag Ella dat Ella Ella's kerstcadeautje voor Ella's zus vergeten was. 

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Maak de zin beter leesbaar:
Toen Ella bij Ella's zus aankwam, zag Ella dat Ella Ella's kerstcadeautje voor Ella's zus vergeten was.

Slide 4 - Open question

This item has no instructions

Wat is er veranderd?
Toen Ella bij Ella's zus aankwam, zag Ella dat Ella Ella's kerstcadeautje voor Ella's zus vergeten was. 

Toen Ella bij haar zus aankwam, zag ze dat ze haar kerstcadeautje voor haar zus vergeten was.


Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Voornaamwoord = voor + naamwoord
=(waar komt taal vandaan?)

Slide 6 - Slide

Deel feedbackformulier uit.
Voornaamwoorden
We gaan aan de slag met:
  • persoonlijke voornaamwoorden
  • bezittelijke voornaamwoorden
  • (aanwijzende voornaamwoorden)
  • (betrekkelijke voornaamwoorden)

Wat weet je al?

Slide 7 - Slide

Deel feedbackformulier uit.
Zij kamt haar haar voor de spiegel.

Het persoonlijk voornaamwoord is... /
De persoonlijke voornaamwoorden zijn...
A
Zij
B
Zij, haar
C
Zij, haar, haar
D
haar

Slide 8 - Quiz

This item has no instructions

Wat is een bezittelijk voornaamwoord?
A
Mijn, jouw, haar, uw, ons, jullie etc.
B
Ik, jij, hij, zij, wij, jullie etc.
C
Wijst iets aan: deze, die, dit en dat
D
Plakt twee zinnen aan elkaar

Slide 9 - Quiz

This item has no instructions

Zij kamt haar haar voor de spiegel.

Het bezittelijk voornaamwoord is / de bezittelijke voornaamwoorden zijn...
A
Zij
B
(1e) haar
C
Zij, (1e) haar, (2e) haar
D
(2e) haar

Slide 10 - Quiz

This item has no instructions

Oefenen!
Ga naar blz. 218, cursus 5 grammatica, paragraaf 8.
A: Lees het theorieblok en maak opdrachten 1 en 2.
Klaar? Maak opdracht 3.
B: Geen theorie nodig? Dan maak je direct opdrachten 1, 2 en 3.


We bespreken hierna samen de opdrachten.
timer
9:00

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Check leerdoelen
Aan het eind van de les ....

1. kan ik een persoonlijk voornaamwoord in een zin aanwijzen.
2. kan ik een bezittelijk voornaamwoord in een zin aanwijzen.

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Ik heb ze van Madelon geleend.

het persoonlijk voornaamwoord is / de persoonlijke voornaamwoorden zijn...
A
ik
B
ze
C
Madelon
D
ik / ze

Slide 13 - Quiz

This item has no instructions

Zij heeft aan hem verkering gevraagd.

Het persoonlijk voornaamwoord is /
de persoonlijke voornaamwoorden zijn...
A
Zij
B
Zij, aan
C
hem
D
zij hem

Slide 14 - Quiz

This item has no instructions

Wat is GEEN bezittelijk voornaamwoord?
A
me
B
mijn
C
je
D
jouw

Slide 15 - Quiz

This item has no instructions

Volgende les
Werkwoorden

Slide 16 - Slide

This item has no instructions