werken met de grammaticakaart

naamvallen
Leerdoelen:
na deze les weet je welk zinsdeel welke naamval heeft.

1 / 14
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

naamvallen
Leerdoelen:
na deze les weet je welk zinsdeel welke naamval heeft.

Slide 1 - Slide

naamval 3
nnamval 4
naamval 1
meewerkend vw.
onderwerp
koppelww.
Tekst
lijdend voorwerp

Slide 2 - Drag question

Ich habe einen Hund.
einen Hund
A
1
B
3
C
4

Slide 3 - Quiz

Er ist mein bester Freund.
Er
A
1
B
3
C
4

Slide 4 - Quiz

Er ist mein bester Freund.
mein bester Freund
A
1
B
3
C
4

Slide 5 - Quiz

Wir kaufen ein Haus.
ein Haus
A
1
B
3
C
4

Slide 6 - Quiz

Er gibt dem Schüler ein Heft.
dem Schüler
A
1
B
3
C
4

Slide 7 - Quiz

persoonlijke voornaamwoorden
Na deze les kun je het juiste persoonlijk voornaamwoord gebruiken voor de zinsdelen onderwerp, lijdend voorwerp en meewerkend voorwerp.

Slide 8 - Slide

Mein Vater hat ______ abgeholt.
mij
A
ich
B
mir
C
mich
D
mein

Slide 9 - Quiz

Mit wem geht _____ ins Kino?
jullie
A
ihr
B
euch
C
euch
D
euer

Slide 10 - Quiz

Die Lehrerin hat es ______ erklärt?
je
A
du
B
dir
C
dich
D
dein

Slide 11 - Quiz

Haben ______ schon gegessen?
U
A
Sie
B
Ihnen
C
Ihr
D
Ihren

Slide 12 - Quiz

Ich kaufe _____ ein Eis.
haar
A
sie
B
ihr
C
sie
D
ihn

Slide 13 - Quiz

Ich kaufe _____
het
A
es
B
ihm
C
ihn
D
ihr

Slide 14 - Quiz