Spelling BLOK 3 Meervoud

Meervoud bij Zelfstandige Naamwoorden en Verwijzingen
1 / 15
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Meervoud bij Zelfstandige Naamwoorden en Verwijzingen

Slide 1 - Slide

REGELS ZELFSTANDIGE NAAMWOORDEN
Bij de meeste woorden schrijf je en of s achter het enkelvoud
Soms moet je een klinker weghalen of een medeklinker toevoegen.
Als er een verkeerde uitspraak kan ontstaan, schrijf je ’s.
Als het woord eindigt op ee, schrijf je ën erachter.

Slide 2 - Slide

Meeste of meesten?
Alle of allen? Beide of beiden? Meeste of meesten?


Staat er geen zelfstandig naamwoord achter?
Schrijf dan -n als het verwijst naar personen.

Schrijf geen -n als het verwijst naar dingen, planten of dieren.

Slide 3 - Slide

Verwijzingen

Slide 4 - Slide

Kies de juiste vervoeging
........ vazen hadden een barst.
A
sommige
B
sommigen

Slide 5 - Quiz

Kies de juiste vervoeging
Hugo en Arjan zijn ........ vandaag jarig.
A
beide
B
beiden

Slide 6 - Quiz

Kies de juiste vervoeging
De ........ komen naar school.
A
meeste
B
meesten

Slide 7 - Quiz

Kies de juiste vervoeging
De bedrijven gingen ........ failliet
A
beide
B
beiden

Slide 8 - Quiz

Kies de juiste vervoeging
Er stonden 5 honden aan het hek.
........ blaften naar de fietser.
A
alle
B
allen

Slide 9 - Quiz

Meervoud zelfstandig naamwoord

Slide 10 - Slide

Ski
A
Skien
B
Skiën
C
Ski's
D
Skis

Slide 11 - Quiz

Bacterie
A
Bacterien
B
Bacterieën
C
Bacterie's
D
Bacteries

Slide 12 - Quiz

paard
A
Paarden
B
Paardën
C
Paard's
D
Paards

Slide 13 - Quiz

fobie
A
fobien
B
fobieën
C
fobie's
D
fobies

Slide 14 - Quiz

Foto
A
Fotoen
B
Fotoën
C
Foto's
D
Fotos

Slide 15 - Quiz