Week 22 (9) 2024 klas 3 K4 Veranstaltungen Naamvallen zonder vzz

• Duits
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 3

Guten Tag

Wie geht es euch?

• jas uit, pet/muts/capuchon af
• oortjes uit
• laptop/boek/schrift/pen op tafel

Was machen wir heute?

• Anfang Kapitel 4: Veranstaltungen (=evenementen)
  
• Hören und sehen
  
• Wortschatz: Aufgaben   machen

Kapitel 4 Veranstaltungen

Wat leren we in dit hoofdstuk?

• Je leert om te  kunnen vertellen wat je in je vrije tijd graag doet of wilt  doen (woordenschat m.b.t. wat je kunt doen in je vrije tijd);
• Je leert iemand ergens voor  uit te nodigen;
• Je leert een afspraak maken;
• Je leert jouw mening te geven;
• Je leert hoe je de naamvallen zónder voorzetsels moet gebruiken.

Lernziel:

• In dieser Stunde:  

Ben je op een actieve manier met de woorden en zinnen van Kapitel 4 (Veranstaltungen) bezig geweest en hebt er een aantal op deze manier geleerd.

An die Arbeit!

An die Arbeit:

Was?      hören und sehen: Aufgabe 1 auf Seite 14

Wie?       zusammen

Hilfe?     keine

Zeit?       5 Minuten
Fertig?   wir besprechen die Antworte zusammen

An die Arbeit!

An die Arbeit:

Was?      Wortschatz: Aufgaben 3, 4,  6, 7 en 8 

Wie?       Online: Kapitel 4 Veranstaltungen: B: Wortschatz

Hilfe?     die Wörterliste auf Seite 48

Zeit?       20 Minuten
Fertig?   Slim Stampen woorden Hfst 4

Huiswerk

HAUSAUFGABEN:

machen:

Wortschatz: Aufgaben 3, 4, 5, 6, 7 en 8

Online: Kapitel 4 Veranstaltungen: B: Wortschat

lernen:

die Wörterliste aus Seite 48

Heb ik de leerdoelen behaald?

• 
  
  • Ben ik op een actieve manier met de woorden en zinnen van Kapitel 4 (Veranstaltungen) bezig geweest en heb ik (een aantal van deze) woorden op deze manier geleerd?

Abschluss

Niet inpakken - luisteren - ik sluit de les af

• na mijn startsignaal: inpakken
• zitten blijven tot de bel gaat- stil


• dan: klaar :)

Danke für eure Aufmerksamkeit.

Bis nächstes Mal!

Guten Tag

Wie geht es euch?

• jas uit, pet/muts/capuchon af
• oortjes uit
  
• mobiel in de wandtas
  
• laptop/boek/schrift/pen op tafel

Was machen wir heute?

Grammatik:         Die Fällen

Lernziel:

• Je kunt persoonlijk voornaamwoorden in de juiste naamval in een zin plaatsen (zonder voorzetsels!)

Wir fangen an mit Logo Erklärt!

www.zdf.de

An die Arbeit!

An die Arbeit:

Was?      Lezen: Aufgabe 12 auf Seiten 22/23/34

Wie?       Im Buch, selbsständig

Hilfe?     die Wörterliste auf Seite 48, ein Wörterbuch

Zeit?       25 Minuten
Fertig?   Slim Stampen woorden Hfst 4

naamval 1

onderwerp van de zin

2 manieren om het onderwerp te vinden:

1. wie/wat + gezegde (de werkwoorden in een zin)

De man heeft een auto gekocht

Wie heeft een auto gekocht? de man = nv 1

naamval 1

manier 2: HIJ

 Het onderwerp kun je vervangen door hij.

De man heeft een auto gekocht.

Hij heeft een auto gekocht. Hij = naamval 1

Bepaal van de volgende zinnen gezegde en onderwerp ( = naamval 1)

1. Mein Vater hat die Milch gesucht.
2. Die Eltern wollen den Arzt anrufen.
3. Mein Lehrer hat mir die Aufgabe erklärt.
4. Einen Fußball kann ich dir nicht schenken.
5. Heute haben wir die Straßenbahn genommen.
6. Könnt ihr euren Garten beschreiben?

naamval 4 : lijdend voorwerp

2 manieren om het lijdend voorwerp te vinden.

Manier 1: Wie/wat+ gezegde+ onderwerp

De man heeft een auto gekocht.

Wie/wat heeft de man gekocht? een auto = lijdend voorwerp

naamval 4 lijdend voorwerp

manier 2: HEM

Het deel van de zin dat je door hem kunt vervangen is het lijdend voorwerp.

De man heeft een auto gekocht.

HIJ heeft HEM gekocht.

de auto is het lijdend voorwerp

Bepaal van de zinnen het gezegde, onderwerp en lijdend voorwerp

1. Mein Vater hat die Milch gesucht.
2. Die Großeltern verstehen ihre Enkelkinder nicht.
3. Einige Touristen suchen eine Apotheke.
4. Welche Unterkunft habt ihr gefunden?
5. Seine Unterschrift kann ich nicht lesen.
6. Meine Mutter hat die Heizung repariert.

naamval 3

Het meewerkend voorwerp staat in naamval 3.

2 manieren om het meewerkend voorwerp te vinden.

Manier 1: 

aan wie/wat + gezegde+ onderwerp+ lijdend voorwerp

De man heeft zijn zoon een auto gegeven.

Aan wie/wat heeft de man een auto gegeven?

aan zijn zoon

naamval 3

manier 2:

Het meewerkend voorwerp kun je vervangen door:

aan HEM/voor HEM

De mam heeft zijn zoon een auto gegeven.

De man heeft aan HEM een auto gegeven.

zijn zoon = aan hem

Geef het gezegde, onderwerp, lijdend voorwerp en meewerkend voorwerp aan.

1. Der Sänger hat ihm einen Witz erzählt.
2. Die Polizei hat dir eine Geldstrafe gegeben.
3. Der Kellner hat mir schon die Rechnung gegeben.
4. Wir haben ihnen einen neuen Plan vorgeschlagen.
5. Alle Schüler haben uns die Wahrheit gesagt.
6. Einen Ring möchte ich ihr noch nicht schenken.

An die Arbeit!

Aan het werk:

Was?   Aufgabe 15 bis zum 18 (1ste en 4de naamval)

Wie?    Online: K. Veranstaltungen; E Grammatik 

Hilfe?   Die Grammatik auf Seite 27

Zeit       20 Minuten

Fertig? Lerne die Wörter auf Seite 48

               

 

Abschluss

Niet inpakken - luisteren - ik sluit de les af

• na mijn startsignaal: inpakken
• zitten blijven tot de bel gaat- stil


• dan: klaar :)

Danke für eure Aufmerksamkeit.

Bis nächstes Mal!

Guten Tag

Wie geht es euch?

• jas uit, pet/muts/capuchon af
• oortjes uit
  
• mobiel in de wandtas
  
• laptop/boek/schrift/pen op tafel

Was machen wir heute?

• Sehen und hören: einen Test üben

Lernziele für heute:

Je bent in staat om een luisterfragment in eenvoudig Duits te verstaan en kunt hier vragen juist bij beantwoorden..

An die Arbeit!

An die Arbeit: den Weg fragen und zeigen

Was?      Einen Test üben

Wie?       selbsständig

Hilfe?     Keine  

Zeit?       10 Minuten
Fertig?   Wir machen weiter mit Neuneinhalb

Wat is het thema van de uitzending?

1. kinderarbeid
2. opruimen van je kamer
3. is helpen in huis kinderarbeid?
4. De verslaggever verteld over zijn jeugd

De meisjes moeten hun kamer opruimen. Hoe wordt dat gezegd?

1. Wir müssen unser Zimmer aufräumen
2. Wir müssen unser Zimmer sauber machen
3. wir müssen unser Zimmer machen
4. Wir müssen unser Zimmer putzen

Wat vindt het grootste meisje het meest vervelend om te doen?

1. vuilnis weggooien
2. de keuken schoonmaken
3. haar kamer opruimen
4. koekjes bakken

"das motiviert totaal nicht"
wat motiveert niet?

1. het opruimen van de kleding
2. dat moeder steeds zegt "schiet op, het gaat te langzaam"
3. Dat de kleding binnenste buiten zit
4. Dat het zusje niets doet

Wat zegt de Duitse wet over kinderarbeit?

1. helpen in huis is kinderarbeid en dus verboden
2. tot je 14de hoef je niet in huis mee te helpen
3. Vanaf 14 jaar moet je in huis meehelpen
4. Kinderarbeid tot je 14de is verboden

Volgens een gerechtelijke uitspraak geldt dat je met 12 jaar:

1. ongeveer 7 uur in de week huishoudklusjes mag doen
2. je mee moet helpen op de boerderij
3. geen klusjes in huis mag doen
4. je maximaal 7 klusjes mag doen

Volgens het kleine meisje:

1. kunnen de moeders wel eens wat meer doen
2. doen de moeders veel, dus wil ze wel helpen
3. moet haar zus maar meer doen
4. moeten ze een huishoudhulp nemen

Welke "Tipp" klopt niet volgens het filmpje?

1. als je een klusje lastig vindt, wissel die dan per week
2. spreek af 's avonds pizza te eten
3. Sla eens een week het schoonmaken over
4. Spreek een vast schoonmaak moment af

Volgens Esther is het goed om

1. elke dag op te ruimen
2. eerst altijd Lego op te ruimen en dan de rest
3. Een grote bak te kopen en daar alles in te mikken
4. de spullen te sorteren en daarna op te ruimen

Heb ik de leerdoelen behaald?

Ben ik in staat om vragen bij een luisterfragment te beantwoorden ?

Abschluss

Niet inpakken - luisteren - ik sluit de les af

• na mijn startsignaal: inpakken
• zitten blijven tot de bel gaat- stil


• dan: klaar :)

Danke für eure Aufmerksamkeit.

Bis nächstes Mal!