4 havo H20

4 havo - 10 februari
Goedemorgen! Vandaag gaan we het volgende doen:
  • toets kort nabespreken
  • even herhalen: standpunt-argument-tegenargument-weerlegging- feitelijk en waarderend argument;
  • huiswerkopdracht nabespreken
  • instructie H20 'argumentatiestructuren;
  • oefenen a.d.h.v. opdrachten.
1 / 31
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

4 havo - 10 februari
Goedemorgen! Vandaag gaan we het volgende doen:
  • toets kort nabespreken
  • even herhalen: standpunt-argument-tegenargument-weerlegging- feitelijk en waarderend argument;
  • huiswerkopdracht nabespreken
  • instructie H20 'argumentatiestructuren;
  • oefenen a.d.h.v. opdrachten.

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Even herhalen
standpunt -argument - tegenargument - weerleggen - feitelijk en waarderend argument

log hiervoor in op: socrative.com
student: voornaam
roomname: PENTABRR

Slide 8 - Slide

huiswerk:
'Met woorden bereik je meer dan met geweld.'

Slide 9 - Slide

Argumentatiestructuur
Een argumentatiestructuur is een schema waarin je duidelijk maakt op welke manier argumenten met elkaar en met het standpunt samenhangen. 

Slide 10 - Slide

Argumentatiestructuren H20
  • Enkelvoudige argumentatie = één standpunt en één argument
  • nevenschikkende argumentatie = één standpunt en meerdere argumenten - afhankelijk/onafhankelijk
  • onderschikkende argumentatie = een argument wordt ondersteund door één of meer subargumenten 

Slide 11 - Slide

feiten en aanvaardbaarheid
Wanneer je een feitelijk argument op waarde wilt schatten, heb je kennis van het onderwerp dat centraal staat nodig.
Parate kennis is handig - weten welke betrouwbare bronnen je kunt raadplegen ook.

Slide 12 - Slide

niet-feiten en aanvaardbaarheid
Waarderende uitspraken zijn lastiger te beoordelen. Ze hebben in een betoog meer uitleg nodig en vereisen ook argumenten die hun aanvaardbaarheid ondersteunen.

.....want goede gezondheidszorg moet voor iedereen toegankelijk zijn.
.....want dieren moet je goed behandelen.

Slide 13 - Slide

Argumentatiestructuren
Enkelvoudige argumentatie 

Je kunt beter geen alcohol drinken.
Het is slecht voor je gezondheid.

Slide 14 - Slide

Argumentatiestructuren
Onderschikkende argumentatie
Je kunt beter geen alcohol drinken.
Het is slecht voor je gezondheid.
Je lever wordt door alcoholgebruik steeds slechter.

Slide 15 - Slide

Argumentatiestructuren
Nevenschikkende onafhankelijke argumentatie 

Je kunt beter geen alcohol drinken.
Het is slecht voor je gezondheid.
Het is gevaarlijk in het verkeer.

Slide 16 - Slide

Argumentatiestructuren
Nevenschikkende afhankelijke argumentatie 

Heel Nederland heeft last van het slechte weer.
In Noord-Nederland hadden ze te maken met veel schade door de harde wind.
Terwijl Zuid-Nederland met name te maken had met wateroverlast.

Slide 17 - Slide

Argumentatiestructuren
Combinatie van argumentaties 
Je kunt beter geen alcohol drinken.
Het is slecht voor je gezondheid.
Het is gevaarlijk in het verkeer.
Het is duur.
Het is slecht voor je lever.
Met drank op moet je een taxi nemen.
Een taxi kost meer  zelf rijden.

Slide 18 - Slide

Argumentatiestructuren
Stelling: Het festival van afgelopen weekend was niet leuk.

  • Het regende drie dagen onafgebroken. 
  • Een flesje water kostte 5 euro.
  • Het vliegtuig had vertraging. 
  • Het was erg duur. 
  • De hoofdact kwam niet opdagen. 

Slide 19 - Slide

Argumentatiestructuren
Het festival van afgelopen weekend was niet leuk.
Het vliegtuig had vertraging. 
Het was erg duur. 
De hoofdact kwam niet opdagen.
Een flesje water kostte 5 euro. 
Het regende drie dagen onafgebroken.

Slide 20 - Slide

Argumentatiestructuren
Huiswerk maken op school is beter voor de leerresultaten.
Op school kun je je beter concentreren.
Je kunt om hulp vragen bij docenten.
Leerlingen kunnen altijd uitleg vragen als ze iets niet begrijpen
Er is geen afleiding door tv, telefoon of familieleden.
Je werkt op school onder toezicht. 
leerlingen zullen hogere cijfers gaan halen

Slide 21 - Slide

Aan de slag
maak in groepjes de volgende opdrachten:
3 en 6 blz. 98

Slide 22 - Slide

3a

Slide 23 - Open question

3b

Slide 24 - Open question

3c

Slide 25 - Open question

antwoorden 3 d t/m h
d Waarderende uitspraak. Deze uitspraak heeft (dus) meer onderbouwing nodig. Wat is de definitie
van een goede docent? Een docent die geliefd is? Een docent met veel goede resultaten? Een
docent die je bijblijft omdat hij / zij je in bredere zin wat geleerd heeft?
e Waarderende uitspraak. De vraag is: wat bedoel je met ‘beter’? Daarover zal de discussie dan
verder gaan.
f Waarderende uitspraak. De vraag is: wat is gezellig? De film biedt veilige gespreksstof en biedt
een onderwerp voor een ‘gezellig’ gesprek. Dat is naderhand. Tijdens de film zit je stil naast
elkaar.
g Feitelijke uitspraak. De discussie kan dan ingaan op wat er precies wordt bedoeld. Sommige?
Enkele? De meeste? En wat is dat ‘op niks uitlopen’? En is dat dan erg dat ze op niks uitlopen?
h Feitelijke uitspraak. Van deze uitspraak is lastig vast te stellen of hij waar is. Wat betekent
‘gezagsgetrouwer’ zijn concreet? En wat wordt bedoeld met ‘de Duitser’? Alle Duitsers, sommige,
de meeste? En welke data ondersteunt deze uitspraak dan? 

Slide 26 - Slide


Slide 27 - Open question


Slide 28 - Open question


Slide 29 - Open question

antwoorden vraag 6 d en e
d Afhankelijke nevenschikking:
Standpunt: Ik ga niet op kanopolo.

Argument 1: Mijn zus doet aan kanopolo.  argument 2: Ik wil niet bij dezelfde vereniging als
mijn zus.

e Enkelvoudige argumentatie
standpunt: Honden zijn leuker dan katten.

Argument 1: Honden lijken op mensen.

Slide 30 - Slide

huiswerk vrijdag 12 februari
maak opdracht 21 blz. 101 (lees daarvoor de tekst op blz. 100)

Slide 31 - Slide