Oefening voor toets 1H

Tijdens deze les...
... gaan we oefenen voor de toets over woordenschat/taalbeschouwing.

Zijn jullie er klaar voor?
1 / 32
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Tijdens deze les...
... gaan we oefenen voor de toets over woordenschat/taalbeschouwing.

Zijn jullie er klaar voor?

Slide 1 - Slide

Wat is een ander woord voor 'eis'?
A
doel
B
voorwaarde
C
stelling
D
voorziening

Slide 2 - Quiz

Wat is een ander woord voor 'aanname'?
A
veronderstelling
B
aangeven
C
cadeau
D
plan

Slide 3 - Quiz

Wat is een ander woord voor 'expliciet'?
A
uitbundig
B
bruikbaar
C
nadrukkelijk
D
essentieel

Slide 4 - Quiz

Noteer het antoniem van 'expliciet'.

Slide 5 - Open question

Wat is een ander woord voor 'strategie'?
A
effect
B
gevolg
C
doel
D
plan

Slide 6 - Quiz

Wat is een ander woord voor 'verminderen'?
A
absorberen
B
reduceren
C
reflecteren
D
retourneren

Slide 7 - Quiz

Nu worden de opdrachten iets moeilijker.

Je moet nu namelijk het woord zelf noteren.

Slide 8 - Slide

Noteer het woord dat je hebt geleerd voor 'feitelijk, in de praktijk'.

Slide 9 - Open question

Noteer het woord dat je hebt geleerd voor 'mate waarin iets goed of slecht is'.

Slide 10 - Open question

Noteer het woord dat je hebt geleerd voor 'hoeveelheid materie'.

Slide 11 - Open question

Noteer het woord dat je hebt geleerd voor 'voor de hand liggend'.

Slide 12 - Open question

Noteer het woord dat je hebt geleerd voor 'grote onderneming met vestigingen in verschillende landen'.

Slide 13 - Open question

Noteer het woord dat je hebt geleerd voor 'complot, geheim plan'.

Slide 14 - Open question

We gaan nu een paar theorievragen oefenen.

Slide 15 - Slide

Hoe heten de drie trappen van vergelijking? Noteer ze met een komma ertussen.

Slide 16 - Open question

Leg kort uit wat een antoniem is.

Slide 17 - Open question

Noteer de vergrotende en overtreffende trap van het woord 'leuk'.

Slide 18 - Open question

Noteer de vergrotende en overtreffende trap van het woord 'schattig'.

Slide 19 - Open question

Noteer de vergrotende en overtreffende trap van het woord 'zwaar'.

Slide 20 - Open question

Noteer de vergrotende en overtreffende trap van het woord 'fantastisch'.

Slide 21 - Open question

Noteer de vergrotende en overtreffende trap van het woord 'weinig'.

Slide 22 - Open question

Het woord 'broodpudding' is een afleiding.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 23 - Quiz

Het woord 'ongevaarlijk' is een afleiding.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 24 - Quiz

Het woord 'afhankelijk' is een samenstelling.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 25 - Quiz

Het woord 'sinaasappellikeur' is een samenstelling.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 26 - Quiz

Verwijswoorden

Slide 27 - Slide

Welk verwijswoord past in de zin?

"Ik heb gisteren nog eens naar het huis gekeken ... wat mij betreft het mooiste is in deze straat."
A
die
B
dit
C
dat
D
wat

Slide 28 - Quiz

Welk verwijswoord past in de zin?

"Er zitten hier veel leerlingen in de klas ... al zin hebben in volgend schooljaar ."
A
die
B
wie
C
dat
D
deze

Slide 29 - Quiz

Welk verwijswoord past in de zin?

"Ze serveerden een hapje op die bijeenkomst ... echt niet te eten was."
A
die
B
wie
C
dat
D
deze

Slide 30 - Quiz

Welk verwijswoord past in de zin?

"Kijk naar die schoenen! ... passen helemaal niet."
A
Ze
B
Hij
C
Hun
D
Dat

Slide 31 - Quiz

Welk verwijswoord past in de zin?

"Er zit chocholade in dit gebakje, ... ik eigenlijk helemaal niet goed proef."
A
dit
B
het
C
dat
D
die

Slide 32 - Quiz