13.2 Het zit in de familie (deel 2)

13.2: Het zit in de familie (deel 1)
1 / 14
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

13.2: Het zit in de familie (deel 1)

Slide 1 - Slide

Programma
  • Leerdoelen
  • Bibliotheek-tijd
  • Instructie met vragen
  • Verwerking

Slide 2 - Slide

Leerdoelen
1. Stambomen voor een bepaalde eigenschap maken.  

2. In een stamboom aflezen welke eigenschap dominant/recessief is. 

3. Uitleggen wanneer ouders stamboomonderzoek laten doen.

Slide 3 - Slide

Bibliotheek-tijd
  • Lezen blz. 200- 202
  • Bestudeer bron 7
timer
7:00

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Video

Persoon nummer 4 heeft als enige blauwe ogen (genotype is bb). De rest heeft bruine ogen. Van welke personen in deze stamboom kun je met zekerheid zeggen dat ze het genotype Bb hebben?
A
1 en 2
B
3 en 5
C
1 en 3
D
2 en 5

Slide 6 - Quiz

Uitleg vorige vraag
Ouders 1 en 2 krijgen een kind met een ander fenotype dan zij zelf hebben. Je weet dan dat het fenotype van de ouders dominant is.  Was het fenotype van de ouders recessief (bb) dan zijn alle kinderen ook bb. Dit is niet het geval. Dus beide ouders hebben sowieso de dominante eigenschap (B) en ze kunnen een kind krijgen met bb. Beide ouders moeten dan Bb zijn.  Kinderen 3 en 5 kunnen zowel Bb als BB zijn. Maak maar een kruisingschema van de ouders. 

Slide 7 - Slide

In de afbeelding is een stamboom de overerving van albinisme bij een gezin weergegeven. De ouders uit dit gezin krijgen krijgen een vierde kind. Hoe groot is de kans dat dit kind pigment heeft?
A
100%
B
75%
C
50%
D
25%

Slide 8 - Quiz

Uitleg vorige vraag
Twee ouders met allebei pigment krijgen twee kinderen die albino zijn en een kind met pigment. Je weet dan dat pigment hebben dominant is (A) en albino recessief (a). Was pigment namelijk recessief, dan hadden beide ouders aa en krijgen alle kinderen dus ook aa. In dit geval zijn beide ouders Aa en kunnen ze dus zovel kinderen met pigment (AA of Aa) krijgen of kinderen die albino zijn (aa). Maak een kruisingschema met Aa x Aa en er komt dan uit dat er 25% kans is op aa en dus op een kind die albino is. 

Slide 9 - Slide

Bij muizen is het allel voor zwarte vachtkleur dominant over dat voor bruine vachtkleur. In de afbeelding is een stamboom getekend van een familie muizen. Er zijn individuen met bruine en zwarte vacht. Er wordt aangenomen dat geen mutatie heeft plaatsgevonden.

Van welk van de individuen 1, 2, 3 en 4 kan het allel voor bruine vachtkleur dat individu 5 van zijn ouders heeft geërfd, uiteindelijk afkomstig zijn?
A
alleen van muis 3
B
alleen van muis 1 of van muis 2
C
alleen van muis 2 of van muis 3
D
van muis 1, van muis 2, van muis 3 of van muis 4

Slide 10 - Quiz

Uitleg vorige vraag
In deze vraag gebruik ik de letter D en d voor dominant en recessief.

De ouders van muis 5 zijn zwart en dat is dominant, dus die zijn DD of Dd. Echter doordat de muizen 2 en 3 dd zijn moeten de ouders van muis 5 dus Dd zijn. 
Je weet dus dat de muizen 1 en 4 de D doorgeven aan de ouders van muis 5 en de muizen 2 en 3 de d doorgeven aan de ouders van muis 5.  Het allel van bruine vachtkleur (d)  bij muis 5 moet dus  uiteindelijk afkomstig zijn van muis 2 of 3.

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Video

Verwerken
  • Maak de opdrachten 13-22 van 13.2 uit je werkboek.
  • Klaar: kijk de vragen na (de antwoorden staan op It's Learning; zie planner)

Slide 13 - Slide

Leerdoelen
1. Stambomen voor een bepaalde eigenschap maken.  

2. In een stamboom aflezen welke eigenschap dominant/recessief is. 

3. Uitleggen wanneer ouders stamboomonderzoek laten doen.

Slide 14 - Slide